betekent en op het Bretonse holenenn zout-
moeras, meen ik aan het stamwoord hel de bete
kenis te kunnen hechten van zilt water. Er bestaat
mogelijk verband met de indogermaanse stam -al-
flat. alere) voeden.
Noordelijk dodenrijk
In de loop der eeuwen zijn er wijzigingen
voorgekomen in de gedachten-associaties die het
woord opwekte: Germaanse en Keltische volken,
die meenden, dat de afgestorvenen of hun zielen
de reis naar het hiernamaals per schip moesten
maken, gaven aan het woord hel de nevenbeteke
nis van dodenrijk (vgl. halja gotisch voor
onderwereld, Duits Holle, vrouw Holle.) In zijn
inaugurele rede De Heinamen in Nederland er
kent prof. dr J. A. Huisman 6) het verband
tussen water en hel onderwereld) bij de
Germanen. Het feit, dat het hiernamaals bij de
Germaanse volken veelal in het noorden is
gelegen en dat vele heinamen ten noorden van
een grotere bevolkingsagglomeratie gelegen zijn,
is voor hem aanleiding aan het woord hel ook
de betekenis noordelijk toe te kennen.
Vermoedelijk is dit echter een gevolg van een
reeds in prehistorische tijd bestaand principe
van ruimtelijke ordening. Men stichtte een nieu
we nederzetting liefst een eindje van de (mis
schien wel gevreesde) hel af, in zuidelijke rich
ting. Later, als de hel was opgedroogd, ingepol
derd of bedijkt, ontstond ter plaatse een nieuw
gehucht, dat dus noordelijk lag van het oudere
centrum, en vaak een helnaam kreeg. Overigens
zochten de eveneens indogermaanse Kelten hun
hiernamaals in westelijke richting over de Oce
aan.
Lieve Vrouwe Bij De Zee
De overige delen van het woord Nehalennia
schikken zich nu als van zelf om de stam heen.
De eerste lettergreep ne is af te leiden van het
indogermaanse neha, dat dichtbij, naast bete
kent. Het suffix -ennia duidt aan, dat de naam
bedoeld is voor een vrouwelijk persoon (vgl.
vriendin, heldin).
NEHALENNIA betekent dus: LIEVE VROUWE
BIJ DE ZEE; Zij is het prototype van de
NOTRE DAME DE LA GARDE die op vele, liefst
wat verheven punten langs de Franse kust de
wacht houdt over de in- en uitvarende schepen.
Matriarchaat en patriarchaat
De votiefstenen, gewijd aan Nehalennia en ande
re moedergodinnen, zijn evenals de verering
voor Maria, de Moeder Gods, reminiscenties aan
de maternalistische samenlevingsvorm, die in
grote delen van Europa is voorafgegaan aan de
paternalistisch georganiseerde maatschappij, zo
als wij die (nog) kennen.
Kenmerkend is in beide gevallen de positie van
de vrouw: onder het moederrechtelijk regime
kiest zij zelf de man van wie zij kinderen wil
hebben (óók baas in eigen buik). Bij deze keuze
laat zij zich nog al eens leiden door genetische
motieven: zij wil liefst een held, om mooie,
sterke kinderen te krijgen, die de stam goed
zullen kunnen verdedigen. (De koningin van
Sheba die naar Salomo trok om een zoon van
hem te krijgen.) De kinderen dragen de familie
naam van de moeder; hun meest nabije manne
lijke verwant is moeders broer, die ook een
groot aandeel in hun opvoeding heeft.
In het vaderrechtelijk cultuurpatroon is de
vrouw een deel van het vermogen van de man
7). Het huwelijk is een overeenkomst, gesloten
tussen de aanstaande echtgenoot en mannelijke
verwanten van de vrouw. Bezit, macht en leider
schap vererven in mannelijke lijn. Vandaar het
belang van het vaststellen van het vaderschap en
van de wetenschap der genealogie.
Cultus van Moeder Aarde en Vruchtbaarheid
In een maternalistische samenleving heeft de
grootmoeder, moeders moeder uiteraard, een
centrale plaats in het familieleven. De vrouw
heeft in een dergelijke maatschappij toegang tot
de hoogste functies, zoals het priesterschap. De
religie heeft een chthonisch karakter: het is een
cultus van de alvoedende Moeder-Aarde, voort
brengster van nieuw leven en voorspoed.
Dit is verwerkt in de attributen, waarmee de
afbeeldingen van de moedergodinnen zijn gestof
feerd. Eieren en vruchten, een hond, een hoorn
des overvloeds, soms een kindje op schoot, zijn
de symbolen, waarmee de Matronae, Nehalennia,
Hludana en zovele anderen, worden omringd.
Uit sporen in overleveringen en in de volkskunde
(heksen, witte wieven) en uit de vondsten van
de afbeeldingen van de moedergodinnen blijkt,
dat in een ver, prehistorisch verleden in Europa
volken hebben gewoond met een maternalisti
sche levensbeschouwing. Uit de taalresten, die
ons door archeologische onderzoekingen bekend
zijn geworden, blijkt bovendien dat dit stammen
zijn geweest van niet-indogermaanse oorsprong.
Deze talen zijn niet of zeer moeilijk te vertalen
en behoren tot een geheel andere taalfamilie dan
de thans in Europa gangbare.
Invallen van Indogermaanse groepen
Vanaf het 2e millennium voor Christus heeft de
in matriarchaal familieverband levende oerbevol
king van Europa te lijden gehad van de elkaar
opvolgende invallen van patriarchaal georgani
seerde Indogermaanse groeperingen. Sporen
hiervan vindt men terug in de mythologie. In de
Edda wordt bijvoorbeeld de strijd beschreven
tussen de Wanen, de Noorse godinnen der
vruchtbaarheid, en de Asen, de mannelijke goden
van strijd, recht en orde. Langzamerhand wisten
de Indogermanen een dominerende positie in
Europa te verwerven. De oorspronkelijke bevol
king week uit naar ontoegankelijke gebieden,
waar ze zich verschanste en die door de bezetter
meestal niet direct de moeite waard werden geacht
om voor te vechten.
Zo bleven hier en daar restkernen van de oude
bevolking bestaan, o.a. herkenbaar aan een vol
komen van het Indogermaans afwijkend taalge-
74