él Zeeuws Tijdschrift Particuliere gedachten over industrialisatie NUMMER 6 19e JAARGANG 1969 van Malde De beide artikelen over zeehavenbeleid en industrialisatie in het vierde nummer van den lopenden jaargang van het Zeeuws Tijd schrift hebben ongetwijfeld velen met mij deugd gedaan: nim mer tevoren verscheen in Zeeland voor een breed publiek een ver gelijkbaar kritisch geluid van de zijde van hen, die rechtstreeks bij de voortgaande industrialisatie in dit (nog) aantrekkelijke gewest betrokken zijn. De twee stukken zijn den schrijvers overigens niet door iedereen in dank afgenomen: gedeputeerde A. J. Kaland sprak 2) tenminste van „jeremiëren" en „had bezwaar tegen deze artikelen, die duidelijk emotioneel en politiek geladen zijn". Deze emotionele en irrationele reactie op twee nuchtere en redelijke betogen deed mij besluiten op een en ander in te gaan daar mee naar ik hoop tevens een kleine bijdrage leverend aan het gesprek over de door de beide ETI-medewerkers aangesneden problematiek. Allereerst vragen aandacht twee opmerkingen van drs. C. de Schipper, te weten dat met betrekking tot de industrialisatie enz. in Zeeland de „discussie een zeer kwijnend bestaan (leidt)" en dat er sprake is van „een zekere berusting met een dank bare, onverschillige of angstige ondertoon". Deze opmerkingen lijken juist; ook hier zijn achtergrond en oorzaken echter belangrijker dan de feiten zelve mijns inziens verdienen drie factoren in dit verband vermelding. De eerste lijkt me dat de eeuwenlange bevoogding, uitgeoefend door bestuurslichamen, nog nawerkt. Dit verschijnsel doet zich overigens niet alleen in Zeeland voor en is elders wellicht zelfs sterker dan hier, maar dit verandert aan het feit als zodanig uiteraard niets. Het zegt toch wel wat dat een onzer senatoren op een vergadering der C.H.U. in Goes de wijze, waarop in Zeeland de herindeling van gemeenten recentelijk is voorbereid en doorge voerd, het schoolvoorbeeld noemde hoe het niet moet omdat de beslissingen praktisch over de hoofden der rechtstreeks betrokkenen heen zijn ge nomen. Zoals het ook wat zegt dat de reeds ge noemde gedeputeerde A. J. Kaland tegen de hoor zittingen zoals die zijn gehouden naar aanleiding van de voorgenomen Progilvestiging in Amsterdam „vanuit praktisch-bestuurlijk oogpunt nee (zegt)"3). De eisen des tijds op het gebied van actief medeleven en mededenken, van „meespraak" van de burgerij worden in Zeeland noch vanuit die 177

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1969 | | pagina 1