Onafgedekte belten vindt men tot op de inlagen onder Wissenkerke, waar behalve de zeehengelaars toch geen mensen komen. Gemeentebestuurders zo goed als particulieren be dienen zich van Dickerdack's excuus: ,,lk moet mijn vuil toch ergens laten". Medio maart reed een eerzame dorpswinke lier met zijn bestelwagentje langs een van de Walcherse B-wegjes. De man stopte op een plaats waar de berm zich verbreedde, opende de achterdeuren van zijn voertuig, waarop na één lange haal van zijn arm een lawine kartonnen dozen naar buiten rolde. Hij schopte de boel in de graskant en sprenkelde royaal uit een fles. Terwijl de auto verdween, schoten de vlammen hoog op. Voorbije zo mer stond in de bermbeplanting op die plaats (ter plaatse riekt zo naar een proces-verbaal) een half dozijn heesters als dorre takkenge- raamten tussen het groen. Het gras was ver stikt onder zwartgerande koeken karton. De veroorzaker van dit stukje landschapsvernieling was geen vandaal, ik durf wedden, dat hij twintig jaar ge leden de bekende sluitzegel op zijn brieven plakte: Plant een boom op Walcheren. Nee, die neringdoende is een keurig net iemand. Noch in woning of winkel, noch in garage of opslagplaats duldt hij de dozen, de houtwol en het golfkarton, waarmee zijn leveranciers hem opschepen. De gemeente heeft, als bijna alle andere op het eiland, een overeenkomst aangegaan met een particulier, die het huisvuil komt ophalen en het afvoert. Deze onder nemer maakt twee keer per week zijn ronde. Het Olievat in uitgespaard bosplantsoen. Begin december was er een fauteuil aan toegevoegd

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1966 | | pagina 3