Luchtverontreinigingsaspecten, welke voor het Zeeuwse landschap
van belang kunnen zijn
Verslag van de 6e bijeenkomst van de Werk
groep voor Landschapsvorming „LEVEND ZEE
LAND" op vrijdag 14 oktober 1966 in het stad
huis te Vlissingen.
Onderwerp: luchtverontreiniging. De discussie
wordt ingeleid door dr. J. Tesink.
Dr. Tesink bespreekt in de eerste plaats de
ongunstige gevolgen van zwaveldioxyde, het
welk als de hinderlijkste luchtverontreiniger
moet worden beschouwd, op mens, dier, gewas
en boom.
De mens ondervindt bij het inademen van SOs
prikkeling van de slijmvliezen, welke kan leiden
tot kramp van de bronchiale spiertjes. Adem
halingsmoeilijkheden kunnen hiervan het ge
volg zijn, hetgeen in het bijzonder ongewenst
is voor personen, die reeds bepaalde kwalen
hebben, zoals hart- en asthmapatiënten.
Het dier (de veestapel) krijgt de, op het gras
neergeslagen SOo per os binnen in de vorm van
zwavelig zuur of zwavelzuur. Deze zuren rea
geren met het natriumbicarbonaat uit het
speeksel, waarbij het sterk laxerende natrium-
sulfaat wordt gevormd. De dieren krijgen te
dunne ontlasting, de spijsvertering wordt ge
stoord. Bij koeien ziet men de melkproduktie
teruglopen.
Van de gewassen zijn vooral gevoelig lucerne,
peen, spinazie, gerst, haver, sla en andijvie.
Bij de bomen doet de invloed van S02 zich gel
den door het veroorzaken van brandgaatjes in
de bladeren. Het is wel voorgekomen, dat alle
bladeren aan één zijde van de boom (de kant
waarvandaan de verontreinigde lucht komt)
zijn verdwenen.
Volgens spreker ligt de kritische grens voor
de mens voor S02 bij 500 microgram per m3
lucht gedurende 24 uur.
Vervolgens worden de gevolgen van fluor-
neerslag besproken. Fluor, dat vrijkomt bij de
verwerking van ruwe fosfaten, doet zijn invloed
gelden, afhankelijk van de gevoeligheid van
de gewassen, tot op ongeveer 16 km afstand.
De concentratie aan fluor in de lucht is meestal
lager dan die van SO2, bij inhalatie treden
minder snel longafwijkingen op. Er kan een
fatale werking van fluor uitgaan op de vee
stapel, die deze stof met het gras binnenkrijgt.
De fluor bouwt zich in in de botten, die daar
door minderwaardig worden. De botten worden
zwak. Men ziet dan, dat de getroffen dieren
niet meer kunnen staan. Er heeft als het ware
een vernietiging van het skelet plaats, als ge
volg van een door de fluor veroorzaakte storing
in de celstofwisseling van de beencellen.
De nadelige invloed van fluor doet zich met
name ook gelden op de tanden tijdens de groei
periode daarvan. De doorgekomen tanden slij
ten vlugger af door het onvolwaardig afgezette
emaille, waardoor het dier minder goed gaat
eten. Aan de hand van enkele dia's van runder
gebitten wordt nagegaan, welke gevolgen de
invloed van fluor op de gebitten heeft. Aan
gezien fluor zijn verwoestende werking op de
tanden alleen in de groeiperiode heeft, kan men
in het gebit van een rund, dat in verschillende
weiden heeft gestaan, goede en slechte tanden
aantreffen. Omdat uiteraard bekend is, in welke
levensperioden de onderscheiden tanden en kie
zen worden aangelegd, kan uit een onderzoek
van het gebit worden afgeleid in welke perioden
van zijn leven het rund in een aan fluor bloot
gestelde weide heeft gestaan.
Met betrekking tot de invloed op het beender-
gestel van dieren wordt eveneens enig verge
lijkend diamateriaal bestudeerd. Hierbij blijkt,
dat als gevolg van fluorinvloed zwakke been
deren zich trachten te herstellen door het vor
men van plaatselijke verdikkingen net zoals dit
ook te zien is bij botbreuken. Het skelet wordt
op deze wijze misvormd.
Ook op gewassen heeft fluor een ongunstige
werking met name op bessen, pruimen, perzi
ken, bieten, aardappelen en gladiolen.
Onroerende goederen worden door fluor aan
getast, zoals blijkt bij vergelijking van bijvoor
beeld draadafrasteringen, die wel en die niet
aan fluor blootgesteld zijn geweest.
Tot zover de bespreking van de meest scha
delijke stoffen zwaveldioxyde en fluor. Hierna
wordt onder ogen gezien, welke maatregelen
dienen te worden genomen ter voorkoming van
schade. Vooraf wijst spreker er op, dat naast
de algemene milieuhygiëne vooral ook de me
teorologie belangrijke gegevens zal moeten ver
schaffen voor het onderzoek.
Zo vraagt de inleider zich af, of de maatstaven,
zoals die in de Duitse Bondsrepubliek worden
gehanteerd wel passen op het zeeklimaat van
onze provincie.
Teveel ook aldus dr. Tesink wordt het
heil verwacht van steeds grotere en hogere
schoorstenen. Behalve het feit, dat aldus af
gevoerde gassen zich over een veel groter ge
bied kunnen verspreiden, treedt bij zeer hoge
schoorstenen ook dit verschijnsel op, dat de
gassen minder goed diffunderen in de lucht
omdat ze door de lange afstand omhoog (in de
hoge schoorsteen) sterk zijn afgekoeld. Hoge
schoorstenen zouden pas dan optimaal nut heb
ben, als men daarmede door bepaalde lucht
lagen kon heenprikken.
Discussie
In de discussie komen de volgende punten naar
voren.
1. De lucht, zoals wij die thans kennen is
duidelijk verontreinigd door zout!
Dit als vanzelfsprekend aanvaarde ver
schijnsel brengt mede, dat onze huizen en
auto's snel verweren en dat bepaalde ge-
234