Nabij Groede in de Gerard-de-Moorpolder Ook in Zeeland, hier en daar, begint het uit de hand te lopen. Evenals Rommeldams eerste burger zitten Zeeuwse Dickerdacken met een vuilnisprobleem. En de stroom rijst al meer en meer. Nog even en de Zeeuwse leeuw worstelt op de beltgoederen. De hoeveelheid en verscheidenheid van consumptie goederen, die de moderne mens verbruikt, is in de loop van deze eeuw sprongsgewijs toegenomen. Eén blik in het aanrechtkastje bijvoorbeeld overtuigt ons van het feit, dat een huisvrouw in 1966 beschikt over een waar arsenaal van schoonmaakartikelen: wasmid delen voor witte was, wollen was, nylon was, een spuitflacon voor de afwas, een metalen bus voor het schoonmaken van spiegels, een plastic flacon voor het onderhoud van verfwerk, een schuurmiddel voor de wastafel, een voorwasmiddel in kartonnen verpakking, spiritus in een (plastic) wegwerpfles. Vóór 1914 en waarschijnlijk nog lang daarna deed men het met drie, ten hoogste vier reinigingsmid delen: sunlightzeep, groene zeep, soda en Brusselse aarde. Al die bussen, flacons, hulzen, flessen, mitsgaders conservenblikken, eierdozen, yoghurtpotjes en soort gelijke zaken verdwijnen na bewezen diensten in de 2) John Steinbeck: Travels with Charley (1962). poubelle. We smijten meer weg dan we gebruiken. John Steinbeck, die in het begin van dit decennium met een caravan door zijn vaderland reisde, consta teerde dat de Amerikaanse steden verworden zijn tot een soort dassenholen, omringd door afval, omsingeld door bergen roestige autowrakken, verstikt door vuilnis. Ik vraag me af," schreef Steinbeck, ,,of er eens een tijd zal komen, waarin wij ons deze verspilling niet meer kunnen permitteren: chemische afval in de rivieren, metaalafval overal en atoomafval diep in de aarde opgeborgen of in zee verzonken" 2). Zover als in the States is de civilisatie in Zeeland nog niet gevorderd en meer dan de materiaalverspilling interesseert ons voorlopig het behoud van landschaps- schoon In een weide onder Groede, in de Gerard-de-Moor polder, is van dit schoon weinig overgebleven. De be schouwer vraagt zich af of de landelijke bevolking hier niet even duidelijk als het provotariaat van de grote stad maar dan met onzindelijker middelen demonstreren wil, dat er met het gezag nog wel eens te spotten valt. Teleurstellend is een tocht langs de Zuidbevelandse welen, die ingevolge een rationeel plan vroeg of laat verdwijnen zullen en dus tot stortplaats worden gede gradeerd. 206

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1966 | | pagina 2