Zeeuwse kroniek M. P. de Bruin Zwin komt voor bedijking in aanmerking. Het is de tijd dat Louise zich in deze streek komt vestigen. 25 mei 1872 werd voor rekening van Nederland en België de internationale bedijking van het Zwin aanbesteed voor de som van 224400 Belgische francs. Een groot leger dijkwerkers voegt zich bij de arbeiders die aan het uitwateringskanaal wer ken. Om de wind onder deze rabauwen te houden, zal Louise vele termen gebezigd hebben die in burgerkringen onbekend waren. Vooral in augustus 1872 zullen de zenuwen van de aannemer en zijn werkers op de proef worden gesteld. 15 augustus zijn de bedijkingswerkzaamheden zo ver gevorderd dat tot sluiting besloten wordt. In deze tijd maakte men sinds kort gebruik van wagentjes op sporen, met andere woorden het bedijken was niet uitsluitend handwerk meer. Vol gens een verslag in de Stoompost voerden 21 wagons grond aan op de door zinkstukken en rijsbeslag belegde bodem van de kreek, het sluit gat. De vloedstroom ging winnen en het water drong de polder binnen. „Het punt moest door het werkvolk verlaten worden en het vloedwater dat met geweld door de opening in de polder drong, verruimde de doorbraak en vernielde een groot ge deelte der ingelegde zinkstukken en piasbermen". Het heeft enorme inspanning gekost om te berei ken dat 9 november van hetzelfde jaar net vóór de najaarsstormen het werk zover voltooid was dat een aaneengesloten waterkering tot stand kwam. Laten wij even het uitvoerig en beredeneerd ver slag van de toestand der provincie over 1872 ci teren: „De alzoo nieuw ingedijkte polder bevat een oppervlakte van 629 hectaren waarvan 124 hectaren tot Nederlandsch en 505 hectaren tot Belgisch grondgebied behooren". De nieuwe pol der krijgt de naam Willem Leopoldpolder, waar schijnlijk naar de koningen Willem III en Leopold II. Tegen de achtergrond van het in etappen bedijkte Zwin heeft zich de langgerekte gemeente Retran- chement gevormd met een rijke historie, met een polderlandschap, en met in de monding van het Zwin een rijk natuurgebied. Documentatielijst Enkele maanden geleden ontvingen wij de Documen tatielijst van de natuurwetenschappelijke gegevens be treffende de Provincie Zeeland, van de hand van mejuffrouw M. Boekschoten, verbonden aan het Rijks instituut voor veldbiologisch onderzoek ten behoeve van het natuurbehoud. De eenvoudig gestencilde uit gave werd de wereld ingezonden zonder enige ver klaring over de gevolgde werkwijze. De inhoudsop gave toont aan dat het gaat om een alfabetisch ge rangschikte lijst van literatuur, met aan het slot een geografische nummerverwijzing en een indeling volgens onderwerp. Historische geografie De eerste indruk, bij het vluchtig doorbladeren, was een gevoel van: een nuttige documentatie, vooral van belang voor hen die zich op biologisch gebied wat Zeeland betreft, willen oriënteren. De teleurstellingen kwamen bij een nader onderzoek. Al spoedig bleek dat ook aan de historisch-geografische literatuur aandacht was besteed. Deze op zichzelf nuttige bijdragen zijn evenwel alleen van belang als zij op een zekere vol ledigheid kunnen bogen. Wanneer bijvoorbeeld van de „Historische geografie van westelijk Zeeuws-Vlaan- deren", het in Zeeland goedbekende werk van me juffrouw Gottschalk, alleen het tweede deel wordt vermeld, vraagt men zich wel af waarom het eerste deel haar dissertatie niet werd opgenomen. Wat mijzelf betreft: De kust van Walcheren wordt twee maal vermeld, het eerste als een uitgave van de Stich ting Z.W.O., even later als een uitgave van Altorffer te Middelburg. Uit het voorwoord van deze studie blijkt dat de Nederlandse Organisatie voor Zuiver- Wetenschappelijk Onderzoek de uitgave van dit werk heeft mogelijk gemaakt. De artikelen van historisch- geografische aard van mijn hand in het Zeeuws tijd schrift worden vermeld, maar die in het tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Ge nootschap niet. Nu zal ik als redacteur van het Zeeuws Tijdschrift niet willen beweren dat het geen belangrijk tijdschrift is, maar de belangrijkheid van het tijdschrift van het Aardrijkskundig Genootschap voor de histo rische geografie is toch wel evident. Slechts in enkele gevallen, zoals bij Bennema, Dibbits en Kuipers wordt dit tijdschrift genoemd. Waarom Tussen afsluitdammen en deltadijken, deel I (Noord-Beveland) en deel II (Noord-Zeeland) niet vermeld? Het eenvoudig raad plegen van de inhoudsopgave van deze werken is voldoende om er achter te komen, dat ook hier be langrijke gegevens op natuurwetenschappelijk gebied zijn vermeld. 232

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1966 | | pagina 28