Archeologisch nieuws uii Zeeland
over hei jaar 1966
Ir. J. A, Trimpe Burger
In onze provincie is het afgelopen jaar, evenals in
1965, vrij veel archeologische activiteit te bespeu
ren geweest. In Aardenburg en St.-Maartensdijk
zijn door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig
Bodemonderzoek opgravingen van lange duur ver
richt, maar ook enkele kleinere onderzoekingen
en toevalsvondsten waren niet zonder belang en
hebben er mede toe bijgedragen onze kennis van
Zeelands „vroegste verleden" te vergroten. Omdat
velen daarbij hebben geholpen, willen we niet na
laten in dit korte „jaarverslag" de vruchtbare en
prettige samenwerking in herinnering te brengen
die we wederom mochten ondervinden van de dis
trictsgeoloog van de Geologische Dienst uit Haar
lem, Prof. F. F. F. E. van Rummelen en zijn assis
tenten, van de heer I. Ovaa (Goes) van de Stich
ting voor Bodemkartering uit Bennekom, van de
Archeologisch/Historische en de Paleontologische
Werkgroep van het Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen, voorts van vele particulieren en
in Zeeland woonachtige correspondenten van de
R.O.B., en ten slotte enkele leden van de Archeolo
gische Werkgroep voor Nederland (A.W.N.).
Omdat we in het Zeeuws Tijdschrift 8, 1958, 3
(p. 68-78) en 5 (p. 117-128) de archeologische en
geologische perioden voor Zeeland in hun onder
linge samenhang vrij uitvoerig hebben behandeld,
is het niet nodig daarover thans veel te zeggen.
Bovendien zullen we aan de orde komende onder
werpen bij wijze van variatie nu eens niet in chro
nologische volgorde behandelen, maar regionaal,
per „eiland".
SCHOUWEN. Een wat raadselachtige ontdekking
werd gedaan door de heer Kosters uit Zierikzee,
die in een partij oud metaal, gekocht van een
landbouwer te Dreischor, een bronzen bijl aantrof
welke te dateren is in de Late Bronstijd. Vondsten uit
de Bronstijd zijn in Zeeland uiterst zeldzaam en
tot nu toe eigenlijk alleen uit de Oude Duinen van
Schouwen bekend. Stratigrafisch zou de bijl als
deze zo'n 3000 jaar geleden op de plaats van het
tegenwoordige Dreischor is achtergebleven
thuishoren in het zogenaamde oppervlakteveen
(Subboreaal) dat in Zeeland door een dikke klei
laag is afgedekt. Theoretisch is het mogelijk dat
het voorwerp bij het moerneren in de Middel
eeuwen in hoger regionen terecht is gekomen,
waar het veel later bij het bewerken van de akker
is gevonden. Voorlopig mogen we aan de vondst
niet al te veel (wetenschappelijke) waarde hechten.
Afb. 1. Hamerbijl van gepolijste steen, opgevist in het haventje van ,,Den Osse" bij Brouwershaven door Rijkswaterstaat.
Gemeentemuseum Zierikzee.
224