kon het kanaal tenslotte, veertien jaar na de eer
ste optimistisch gestelde datum van oplevering, in
gebruik worden gesteld.
Het circa 9 km lange kanaal, dat in rechte strek
king in noord-zuid-richting is gelegen, werd aan
gelegd tussen twee punten waar diepe geulen van
Ooster- en Westerschelde langs de oevers lopen
en de stroomsterkte vrij groot is. Baggerwerk vóór
de havenmonden is dan ook nimmer nodig ge
weest. De uitmonding van het kanaal bij Hansweert
werd gegraven dwars door een in 1808 aangelegde
dijk. De voorliggende dijk was bij een zware storm
in dat jaar doorgebroken. De twee havendammen
werden gebouwd tussen de oost- en westnollen van
de verlaten waterkering, waardoor ter weerszijden
van de haveningang zgn. slikhavens ontstonden,
welke naderhand een nuttige bestemming vonden:
de westelijke ten behoeve van een scheepswerf;
de oostelijke als zij- en vluchthaven.
Van de uitkomende grond werden kanaaldijken op
geworpen, welke als tweede waterkering dienen.
Bij het ontwerpen van kanaal en sluizen werd
naast binnenvaart, ook de doorvaart met zeesche
pen tot circa 2000 BRT, een destijds vrij groot type
schip, als basis genomen. De bodembreedte werd
10 m bij een waterdiepte van 6,50 m. De eerste
sluizen werden in de dag 16 m breed bij een
schutlengte van 119 m. Over het kanaal werden drie
draaibruggen voor gewoon verkeer (de brug bij
Schore, de Postbrug in de rijksweg Kloetinge
Yersekedam en de Bonzijbrug te Wemeldinge) en
een spoorweg-draaibrug bij Vlake aangelc-gd.
Inmiddels waren de afsluiting van het Kreekrak en
de vervanging van deze vaarweg door het Kanaal
door Zuid-Beveland niet dan onder protest van
België tot stand gekomen.
Bij het tussen Nederland en België op 9 april 1839
gesloten traktaat werd in artikel 9, paragraaf 8,
bepaald
„Indien natuurlijke gebeurtenissen of werken van
kunst de in het onderhavige artikel aangewezen
wegen voor de scheepvaart voor het vervolg on
bruikbaar mochten maken, zal de Nederlandse re
gering aan de Belgische scheepvaart, ter vervan
ging der gezegde onbruikbaar geworden wegen
voor de scheepvaart, andere zodanige wegen aan
wijzen, die even veilig en even goed en gemakke
lijk zijn".
Reeds in 1846, bij het verlenen van de eerste con
cessie aan Dronkers, toen alleen van een over
brugging, niet van een afdamming van het Kreek
rak werd gesproken, eiste België onder verwijzing
naar deze bepaling van het traktaat, dat over de
aanleg van de werken eerst overeenstemming tus
sen beide landen moest zijn verkregen. Tussen 1849
en 1851 werd dit verlangen telkens herhaald en
evenzovele malen door Nederland afgewezen. Toen
na 1859 het voornemen tot afdamming van Kreek-
Schutkolk en binnenhoofd van de Middensluis te Hansweert op 20 april 1865
176