ieder geval is er nu reeds geregeld een kapitaal
aan zeej achten in de haven van Zierikzee te
vinden naast de gemoderniseerde en nieuwe
mosselkotters. De zwaaikom van Zierikzee is
aanzienlijk vergroot. Een klein begin?
Onverwachte sprongen kwamen bij de belich
ting van de verschillende Oosterscheldeaspec-
ten geregeld voor. Zo zagen de aanwezigen van
de ene diabeeldserie op de andere de mossel
mannen nog het mosselzaad verzamelen op de
dijkhoofden van de calamiteuze Leendert Abra
ham polder, compleet met dijkhuis en sport
vissers op de achtergrond en direct daarna de
gevolgen van de dijkval ter plaatse op 21 maart
jl. Op deze dijkval werd goed gedocumenteerd
dieper ingegaan, waaruit bleek, dat de krante-
berichten wel enigszins overtrokken zijn ge
weest! „Door plotselinge aanval op de
zeewering werd ongeveer 9 hectare land in zee
geschoven". Het bleek echter, dat hier noch
sprake was van plotseling, noch van 9 hectare,
noch van bij uitstek polderland.
Luchtfoto's en stroomkaarten verduidelijkten
het gebeuren rond deze polder. Aan de hand
van historische kaarten werd de situatie in dit
gebied getoond in de 17e en 18e eeuw, toen
Kats nog aan het Katse Rack lag. Omstreeks
1750 kon men bij gunstig laag water al „wad-
lopend" van Kattendijke uit Kats te voet berei
ken en ook andersom, waarbij slechts de smalle
kreken Goesche Diep, Zantkreek en het Katse
Rack gepasseerd behoefden te worden. Na de
aanleg van de verbindingsdam tussen Wol-
phaartsdijk en Zuid-Beveland en het daarop tot
stand komen van de Wilhelminapolder in 1809
werden de stromingen tussen Wolphaartsdijk
en Noord-Beveland feller en de Zuidvliet die
per. Door de ingreep in dit brede wantij gebied
maakten later Zuidvliet en de eveneens dieper
wordende Zantkreek gemene zaak. Het Noord-
bevelandse schorrengebied ten noorden van de
Wilhelminapolder, met een schaapsstelle op de
Oostpunt, was reeds afnemende, toen in 1853
door bedijking daar de Leendert Abraham pol
der tot stand kwam. Dit grote schor was in de
voorgaande jaren ook reeds in tweeën gesplitst,
door een nieuw gevormde geul, lopend van
noordoost naar zuidwest, zodat het oostelijke deel
geïsoleerd was komen te liggen. Vooral de heer
M. H. Wilderom heeft hier publikaties aan ge
wijd. Bij de bedijking van de Leendert Abra
ham polder koos men echter het bedijkings
plan, dat met deze situatie het minst rekening
hield. Katshoek kwam vrij dicht bij de nieuwe
geul te liggen, terwijl het dijktracé van een
ander plan, iets westelijker en gedeeltelijk even
wijdig aan de geul lopend, op papier bleef
staan. Men moet zich thans in gemoede afvra
gen of het in die situatie wel juist is geweest,
dat de Leendert Abraham polder ooit werd aan
gelegd en of bij de bedijkingen in dit gebied
wel voldoende rekening werd gehouden met de
invloed, die daardoor op het stroombeeld werd
uitgeoefend.
De eerste nieuwe verdedigingsplannen voor de
Leendert Abraham polder dateren reeds van
1879. In 1883 werd de polder calamiteus ver
klaard. De inlaag aan de oostzijde dateert van
1885 en werd in 1916 geïnundeerd. Een zeer
grote ontgronding vond daar plaats in 1941.
De inlaagdijk, die nu onlangs door het Ooster-
scheldewater werd bespoeld, dateert van 1896.
De daarvoor benodigde klei werd ter plaatse
gewonnen, waarvoor toen reeds cultuurgrond
van de inlaag werd opgeofferd en er mede een
drassig stuk grond ontstond, totaal 5,19 hectare,
dat dan nu is ingelopen. Er kan hier slechts
verbazing over bestaan, dat de laatste val zo
lang op zich heeft laten wachten, te meer, daar
het zinkwerk de punt van Katshoek aan de
ebzijde niet geheel omsloot en de Katsplaat ten
zuiden daarvan geregeld afnam, gepaard gaan
de met kleine buitendijkse ontgrondingen, o.a.
van meer dan geringe betekenis in 1958. De
gevoelde noodzaak om de nog steeds in de
Deltawet vastgelegde dij kverkorting van de
Oostersehelde te onderstrepen met dit opge
blazen voorval is als zeer naargeestig ondervon
den, te meer nu een stevig bouwsel als de werk
en oude veerhaven te Kats, die nabij is gelegen,
een voorbeeld blijkt te zijn van een voor de
zee onneembare vesting.
Aansluitend werd ook oud en nieuw van de
Westerschelde-oever in beeld gebracht, met el
kaar contrasterend in hoogte en breedte. Ro
mantische dijkvoeten met veel onderhoud ver
dwijnen daar eindelijk. Dijkvoeten met zakelij
ke strakke lijnen, die ongetwijfeld door de toe
gepaste nieuwe materialen minder onderhoud
zullen vergen, komen er kilometer na kilometer
voor in de plaats. Kosten 2 a 3.000 gulden per
meter, afhankelijk van de ligging. Inmiddels is
de aanvankelijke kostenraming voor de dijk-
verkorting van de Oostersehelde reeds bijna
verdubbeld.
Een beeld werd ook gegeven van de na jaren
opnieuw in de belangstelling staande Noorse
oesterbroed-produktie, die voor de Oostersehel
de van belang is geworden.
Het Noorse produktie-systeem is semi-kunst-
matig. Bepaalde natuurinvloeden zijn niet te
ontlopen. Anderzijds maakt men dankbaar ge
bruik van de gunstige omstandigheden, waar
door de produktie meer dan elders in de hand
kan worden gehouden. De temperatuur is daar
bij belangrijk. Met zeewater gevulde kustmeren
gebruikt men als broeikassen. Als broeiraam
fungeert een aan de oppervlakte aanwezige
zoetwaterlaag. Het aanwezig zijn van gelaagde
zeewaterbekkens met zoet water aan de opper
vlakte, voedselrijk en voldoende doorlucht zee
water daaronder, waarin de oesters zich voort
planten en de larvencollecteurs zijn opgehan
gen, met daar beneden weer zeewater met een
naar de bodem afnemende zuurstofconcentra
tie, mineralisatieprocessen en tenslotte ontwik
keling van zwavelwaterstof, het werd allemaal
duidelijk gemaakt, zowel door lichtbeelden van
wandschilderingen in het Visserijmuseum te
196