H Zeeuws Tijdschrift HONDERD JAAR KANAAL DOOR ZUID-BEVELAND Ir. H. Wier inga NUMMER 5 16e JAARGANG 1966 1. VERLANDING VAN HET KREEKRAK Op 15 oktober 1866 werd het Kanaal door Zuid- Beveland voor de scheepvaart opengesteld. De feitelijke geschiedenis van het kanaal is aanmer kelijk ouder dan honderd jaren en begint bij de plannen tot afdamming van het Kreekrak, dat eeuwenlang een belangrijke schakel is geweest in de scheepvaartweg naar Antwerpen, eerst ook voor de zeevaart, later alleen voor de binnenvaart op de tussenwateren. De scheepvaartweg vanuit zee naar Antwerpen liep aanvankelijk door de Oosterschelde. Na omstreeks 1400 kwam hierin geleidelijk verandering. De zij tak van de Schelde, die ter hoogte van Zandvliet naar het westen boog, was voorheen een welis waar brede rivierarm maar van zo weinig diepte, dat zij in de middeleeuwen als veilige scheep vaartweg niet in aanmerking kwam. Mogelijk als gevolg van een verplaatsing van het wantij tussen de oostelijke en westelijke rivierarm, in oostelijke richting van de lijn BathSaaftinge naar de lijn BathWoensdrecht, werd de drempel bij Saaftinge langzamerhand dieper en die bij Woensdrecht on dieper. Dit proces verliep zo langzaam, dat de voor die tijd grote zeeschepen pas tegen de aan vang van de 16e eeuw gebruik konden maken van de Honte of Westerschelde. Het ondieper worden van de scheepvaartweg door het Kreekrak werd versneld' door overstromingen in 1530 en latere jaren, waardoor ,,'t Oostquartier van den eylande van Zuyt-Bevelant" met Reimerswaal en vele dorpen, waaronder het dorp Creecke, ver loren ging en het Scheldewater zich over een bre der gebied kon verspreiden. De oude geul ver- landde geheel, terwijl over grotere breedte meer naar het westen nieuwe geulen konden ontstaan, waarvan zelfs de voornaamste, de zgn. „Geule over het Land", slechts omstreeks HW bevaarbaar was. In de volgende eeuwen kwam hierin geen verbetering. In de 16e eeuw was de diepte van de geuldrempel ongeveer 1 m beneden LW. Zowel in 1572 als in 1809 zijn legers te voet het Kreekrak overgestoken. In eerstgenoemd jaar deed Mondra- gon er nog vijf uur over; later kon deze tocht bin nen het uur worden volbracht, omdat de afstand tussen beide oevers inmiddels aanmerkelijk was bekort door indijkingen en omdat de diepte bij de aanvang van de 19e eeuw tot omstreeks 1 voet beneden LW was teruggelopen. 173

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1966 | | pagina 1