te zien wat voor rampzaligs daar eigenlijk in steekt; de stelling van den heer Lange wordt echter zonder enige nadere argumentatie als een onbe twistbaar argument veelvuldig herhaald. Wederom ter voorkoming van misverstanden: hiermee is geen enkel oordeel uitgesproken over de wenselijkheid van een vaste oeververbinding over, onder of deels over, deels onder de Westerschelde. Op gevaar af eentonig te worden wijs ik er met nadruk op dat met dit vertoog geen enkele uit spraak is gedaan over de doelstellingen voor de toekomstige ontwikkeling van Zeeland, noch over de vraag of een zekere bevolkingsgroei in dit zo aantrekkelijke gewest niet inderdaad plaatselijk een gunstige uitwerking zou hebben. De heer De Schipper heeft gepleit voor een openbare beraad slaging over de vragen, die met deze toekomstige ontwikkeling samenhangen; daar is inderdaad zeer veel voor te zeggen. Het is alleen mijns in ziens bijzonder gewenst dat bij deze beraadslaging geen stellige algemene uitspraken worden gedaan, die wetenschappelijk niet houdbaar en derhalve evenzovele slagen in de lucht zijn. Bij een discussie, die werkelijk ter zake is, zal bovendien inderdaad onderkend moeten worden dat althans voor de landsoverheid de nationale situatie met betrekking tot den bevolkingsgroei een buitengewoon belang rijke factor moet zijn voor haar aandeel bij het beramen van een ontwikkelingsplan voor Zeeland 5). Ook dit feit kan zeer wel gunstig zijn voor be paalde streken van Zeeland; voor een overtuigen de redenering te dezen kan men overigens niet volstaan met algemeenheden, maar zou beargu menteerd moeten worden om welke streken het gaat en zou aan die gebieden een uitvoerige en zo veelzijdig mogelijke studie moeten worden ge wijd, waarin de gevolgen van verschillende groei- snelheden ter sprake zouden komen evenals de te wensen grenzen van het inwonertal. Zo'n studie, waarvan de gevolgtrekkingen uiteraard toch nog een belangrijk subjectief element zouden bevatten, kan uiteraard niet in haar geheel in een tijdschrift worden afgedrukt. Dat neemt niet weg dat er in een openbare beraadslaging heel wat zinnigs op gemerkt kan worden over bepaalde facetten en met name ook over de verre van denkbeeldige mogelijkheid dat bepaalde gebieden in Zeeland en misschien zelfs wel heel Zeeland van de samen klontering der steden in Holland het kind van de rekening zal worden. (Hoe weinig denkbeeldig dat is blijkt wel uit het feit dat volgens bepaalde pers berichten er reeds vage plannen zouden zijn om nog maar kort bestaande recreatiegebieden voor een deel aan hun bestemming te onttrekken). Het heeft geen enkelen zin deze „verre van denk beeldige mogelijkheid" te verzwijgen; doet men dit toch, dan speelt men verstoppertje en aangezien geen enkel vraagstuk opgelost wordt door het uit den weg te gaan, komt dit er op neer dat men het nageslacht het gelag laat betalen. s) Juist na voltooiing van dit artkel verscheen de Tweede nota over de ruimtelijke ordening in Nederland, waarin Zeeland als een der „overlopen" van de randstad is aan gewezen (N.R.C. van 23 september 1966). Naschrift Ir. Van Malde heeft ten onrechte verondersteld, dat de strekking van mijn artikel zou zijn: „dat deze opmerkingen over de gevolgen van bevolkings groei alle tezamen een algemene geldigheid heb ben". Aan dit foutieve uitgangspunt knoopt hij en kele beschouwingen vast over het nationale pro bleem van de bevolkingsgroei. Zijn kanttekeningen komen daardoor grotendeels los van mijn betoog te staan. De kwestie van de voor- en nadelen van de snelle nationale bevolkingsgroei is van andere orde dan het vraagstuk van de voor- en nadelen van een versneld regionaal ontwikkelingstempo. Vanuit de specifieke Zeeuwse situatie redenerend waarbij de nationale bevolkingsomvang als een gegeven wordt ervaren heb ik enkele voordelen genoemd van een toeneming van het Zeeuwse bevolkings- en bedrijvigheidsniveau. Ook de heer Van Malde houdt rekening met de mogelijkheid, dat deze voordelen, voor een deel althans, in bepaalde streken van Zeeland zullen optreden. Ten aanzien van de wer kelijke strekking van mijn artikel zijn onze stand punten dus minder tegengesteld, dan de woord keus van de heer Van Malde doet vermoeden. Het blijkt bijvoorbeeld ook, dat hij mijn „ondog matisch" pleidooi voor publieke discussie en des kundig onderzoek ten aanzien van de vragen rond de toekomstige ontwikkeling van Zeeland onder steunt. Van mijn kant hoop ik nu, dat de discussie zich vooral op de concrete en actuele Zeeuwse vraag punten zal richten. Drs. C. de Schipper OOK DAN Onder het grijze stoppen van de sokken eenvoudig poëzie bedrijven, de muze tot een lied verlokken en dat als 't ware op de voetzool schrijven zodat elke stap in 't grijze eentonige der dagen een voetnoot wordt, naar nieuwe wijzen, die 't leven lichter maken om te dragen. NEELTJE ZOETJE JOBSE 183

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1966 | | pagina 11