stig is voor de economie van het vaderland Aan
berekeningen, die aantonen, dat er vanuit demo
grafische oogpunt geen enkele reden is deze
stelling te beamen 2) wordt weinig aandacht be
steed. Ditzelfde geloof hield in ons land een gun
stig klimaat voor de vestiging van buitenlandse
en met name Amerikaanse bedrijven in stand, hoe
wel er nu al bijna tien jaar een overspannen ar
beidsmarkt is met alle kwalijke gevolgen van dien
(inflatie, falen van dienstverleningen enz. enz.); de
zotte toestand dat men arbeidskrachten vanuit het
buitenland naar het dichtstbevolkte land ter wereld
aantrekt, wordt zelfs door vrijwel niemand meer
als dwaas gekenschetst.
Er zou over het rijtje opmerkingen van den heer
De Schipper een hele verhandeling te schrijven
zijn, waarin met name de verhouding tussen wel
vaart en welzijn centraal zou staan o.a. in verband
met punten als arbeidsvreugde en beloningsni
veau 3). Een dergelijk opstel zou echter het bestek
van een tijdschriftartikel verre te buiten gaan en
schrijver dezes acht er zich bovendien niet be
kwaam toe. In verband met het vermeende ver
band tussen welvaart en bevolkingsgroei past ech
ter nog wel een opmerking:
Een stijgende bevolking betekent uiteraard een
toenemende bevolkingsdichtheid en bij gevolg toe
nemende kosten voor de zgn. infrastructuur. Zodra
de bevolkingsdichtheid een zekere grens over
schrijdt gaan de kosten van de infrastructuur on
evenredig stijgen; volgens prof. dr. P. C. van Traa 4)
zijn wij tenminste in de randstad Holland deze
grens zeer dicht genaderd. Overschrijding van deze
grens werkt remmend op den welvaartsgroei; waar
deze grens ligt is moeilijk te bepalen, haar ligging
zal ook nog van streek tot streek verschillen, maar
dat er een grens is lijkt moeilijk betwistbaar. Hier
bij past nog de aantekening dat in het algemeen
de bereidheid zeer gering is tijdig die voorzienin
gen te treffen, die nodig zijn om in een dichtbe
volkt gebied het leven tenminste enigermate leef
baar te houden: de vraagstukken, waarvoor de
watervervuiling, de luchtverontreiniging, de ver
keersonveiligheid en de verkeersopstoppingen ons
op zeer vele plaatsen stellen, zijn er om dit te be
wijzen. Het kwaad verergert bovendien zichzelf:
de massale trek uit de grote steden op weekends
is allereerst en voor alles een bewijs dat het leven
in die steden niet leefbaar meer is (alle door den
heer De Schipper genoemde geneugten ten spijt),
terwijl het brede en veelal luidruchtige onbehagen,
dat den laatsten tijd aan den dag treedt, juist hier
een aanknopingspunt vindt.
Zijdelings laat drs. De Schipper wel merken, dat
hij ook niet helemaal gelooft dat bevolkingsgroei
a priori gunstig is; immers hij brengt de nationale
situatie ter sprake en die wordt gekenmerkt door
een dreigende verstikking in de randstad Holland.
Daar staat dan tegenover dat hij nogal lichtvaar
dig een oordeel vormt wanneer bepaalde leef
baarheidsvraagstukken aan de orde gesteld wor
den, naar blijkt uit zijn stelling dat „verschijnselen
als gehorige huizen, smalle woonstraten en
kleine keukens gewoon gevolg (zijn)
van het feit dat veel mensen op de huurprijs
willen bezuinigen, teneinde geld vrij te houden
voor andere bestemmingen" alsof die vormen
van ongerief zonder meer het gevolg zouden zijn
van een vrije keuze tussen alternatieven en niet in
het verlengde zouden liggen van een aantal maat
schappelijke ontwikkelingen (waaronder de snelle
bevolkingsgroei bepaald niet de onbelangrijkste
is!) en van een jarenlang volgehouden doelbewust
politiek beleid om de woningen goedkoop te hou
den. (Ter voorkoming van mogelijk misverstand:
met deze laatste opmerking is geen oordeel over
de juistheid van dit beleid gegeven).
Wonderlijk is ook de uitlating van de heer De
Schipper, die er op neer komt dat heel veel Ne
derlanders met twee monden spreken eensdeels
zouden zij „ernstig bezorgd zijn over onze snelle
nationale bevolkingsaanwas", anderzijds streven
„de provinciale en gemeentelijke bestuurscolleges,
waarin zij worden vertegenwoordigd, c.q. zelf zit
ting hebben...., vrijwel zonder uitzondering naar
een groter inwoneraantal...." Nu is het nog de
vraag of heel veel Nederlanders zich inderdaad
ernstig bezorgd maken om dien aanwas: het aan
tal begunstigers van de stichting „Welzijn en Be
volkingsgroei" (de enige instelling, die zich in het
Nederlandse bevolkingsvraagstuk ernstig verdiept)
is niet zo groot dat men van ernstige bezorgdheid
in breden kring kan spreken. Afgezien daarvan heeft
geen enkele grote politieke partij tot op heden een
duidelijk programma voor een bevolkingspolitiek
opgesteld en van de overige partijen heeft alleen
de P.S.P. zich wat dit betreft duidelijk uitgesproken.
Er is dus alle reden aan te nemen dat van diege
nen, die zich en terecht ernstige zorgen
maken over den bevolkingsaanwas, slechts een ge
ring deel zich voor wat dit vraagstuk betreft ver
tegenwoordigd weten in de vermelde bestuurscolle
ges (en in de Staten-GeneraalOok met zijn be
schuldiging aan het adres der in dit opzicht be
zorgden slaat de heer De Schipper de plank dus
mis.
Uitspraken van dezelfde soort als hierboven ge
wraakt zijn, komen te veelvuldig voor om er niet
eens af en toe tegen in het geweer te komen. Zo
trekt bijvoorbeeld ir. G. C. Lange, het nu gepen
sioneerde Hoofd van den P.P.D. Zuid-Holland, stee
vast een zeer somber gezicht bij het vooruitzicht
dat er straks, als de Kanaaltunnel klaar komt, geen
vaste oeververbinding over de Westerschelde ge
reed zou zijn. Het is waar, het autoverkeer tussen
Engeland en Duitsland zou dan niet door Zeeland
en de randstad Holland gaan, maar bijvoorbeeld
via Antwerpen en eventueel Noord-Brabant en Lim
burg of Gelderland. De vraag is of dat een ramp
zou zijn; ik moet bekennen dat ik niet vermag in
M Ontleend aan een bericht in de N.R.C. van 14 oktober 1963.
2) B.v. in Enkele aspecten van de leeftijdsopbouw" door ir.
R. van Hasselt (Tal en Last, 3e jrg., no. 3, aug. 1965).
3) Sinds de verschijning van de zeer kritische opmerkingen
van een gerenommeerd econoom over het axioma van den
wetmatig gunstigen invloed van een hogere beloning op hel
menselijk welzijn, van welk axioma de „conventional wis
dom" uitgaat, is enig voorbehoud in dit opzicht (ook we
tenschappelijk gesproken) niet misplaatst (J. K. Galbraith:
The affluent Society - 1958; vele herdrukken).
4) In „De economische aspeclen van de Nederlandse bevol
kingsgroei", opgenomen in den bundel „Dringen in Neder
land" (1965).
182