ken is het niet verwonderlijk, dat de meeste instel lingen bestaan uit de combinatie gezinszorg en maatschappelijk werk. In de genoemde periode van 6 jaar zijn de volgen de instellingen of werkgroepen ontstaan: Hervormd 1 Diaconie te Vlissingen 1947; 2 Classicale commissie voor maat schappelijk werk en gezinszorg der N.H. Kerk in W. Z.-Vlaanderen te Oostburg 1947; 3 Hervormde Stichting voor maat schappelijk werk en gezinsverzor ging op Schouwen en Duiveland te Zierikzee 1947 4 Diaconie der N.H. Kerk te Middel burg 1952 R.K. 5 Interparochiaal Sociaal Charitatief Centrum Aardenburg 1952 Prot. Chr. 6 Maatschappelijk Werk en Gezins verzorging Platteland Walcheren 1950. Duidelijk blijkt, dat de hervormden het eerst zijn begonnen met de vormgeving van het maatschap pelijk werk. Gereformeerde instellingen komen niet voor. Deze ontstaan eerst in 1954 te Goes en in 1955 te Schouwen en Duiveland. Ook de rooms- katholieke instellingen ontstaan grotendeels na de ramp, terwijl Humanitas haar eerste afdeling in 1962 te Walcheren begint. In 1953 was er welis waar een afdeling op Schouwen en Duiveland, maar deze is niet van de grond gekomen. Bij de oprichting van een aantal instellingen heeft de Stichting Zeeland een werkzaam aandeel. Uiteraard betekent 1953 een stilstand in de ontwik keling. Er wordt dan vanuit vele delen van Neder land een groot aantal maatschappelijk werkers ge stationeerd, die voor de opvang van de van huis uit verdrevenen moeten zorgen en de begeleiding van de evacués en de ontvangende gezinnen en personen ter hand nemen. Zij worden voor 100% door het rampenfonds betaald. c. Periode 1953-1966 De in 1953 onderbroken ontwikkeling wordt in de daarop volgende jaren voortgezet. Geleidelijk aan wordt het aantal instellingen uitgebreid. Zijn het er in 1961 nog 18, momenteel telt Zeeland 23 organi saties voor het algemeen maatschappelijk werk. Van witte plekken kan niet meer worden gespro ken, tenminste vanuit organisatorisch oogpunt. Het werk immers hangt grotendeels af van de beroeps krachten. Daar waar vacatures zijn ligt het werk in vele gevallen stil. Praktisch alle organisaties zijn levensbeschouwelijk opgezet. Prot. Chr5 Gereformeerd 4 Hervormd 5 R.K8 Algemeen 1 Totaal 23 Gezien de geografische en demografische factoren in Zeeland is het niet verwonderlijk, dat praktisch alle instellingen regionaal zijn opgezet. De Stich ting Zeeland schreef in 1949 in haar jaarverslag reeds „door de verspreide ligging en het geringe zielental ter plaatse is het onmogelijk, dat één groep, hetzij de burgerlijke, hetzij de kerkelijke ge meenten, hetzij één instelling het maatschappelijk werk aanvat, zodat alleen het samen ter hand ne men kan voorkomen, dat de achterstand op dit gebied van het platteland steeds groter wordt (p. 8)". Landelijk is er nu ook een streven om te komen tot krachtige eenheden, waardoor een goede werk verdeling kan ontstaan en eenmansposten worden voorkomen. Wat samenwerking op organisatorisch gebied betreft slaat Zeeland geen gek figuur. Een ander punt is echter de bemanning van de instellin gen. De knelpunten zijn hier zichtbaar. Van de bovengenoemde 23 instellingen zijn er 15 eenmans posten. Daar de dunbevolkte plattelandsgebieden het hebben van twee of meer krachten praktisch niet toelaten, zal moeten worden gestreefd naar, hetzij uitbreiding van de gebieden c.q. fusering van instellingen, samenwerking in federatief ver band, hetzij combinaties met andere werkvormen als bv. gespecialiseerd maatschappelijk werk. Duidelijk blijkt uit tabel no. 1, dat de bezettings graad per instelling in Zeeland, samen met Fries land en Drente tot de laagste van Nederland be hoort (gerekend op 31 december 1963). Van prot./ chr. zijde ontstaat er steeds meer behoefte tot sa menwerking. Er zijn reeds vijf gemeenschappelijke instellingen werkzaam. In 1961 ontstaat de Prot. Chr. St. voor Maatschappelijk Werk in Oost Zeeuwsch-Vlaanderen, in 1965 gevolgd door een zelfde organisatie in West Zeeuwsch-Vlaanderen. Ook bij de rooms-katholieken treffen we deze concentratie-tendens aan, In 1961 komt er een de kenaal centrum voor maatschappelijk werk en ge zinsverzorging te Aardenburg, gevolgd door het dekenaat Terneuzen in 1965. Van Doorn noemt in zijn artikel „Professionalise ring in het Maatschappelijk Werk" 3 voorwaarden voor een bevredigende beroepsontwikkeling: a. een uniforme beroepsopleiding b. een beroepsorganisatie c. steun en begrip voor het directe werkmilieu van de kracht. De organisatorische uitbouw is in Zeeland duide lijk na te gaan. De meeste krachten zijn gediplo meerd of volgen een opleiding. Voor wat betreft het derde aspect, lijkt het me beter dat de maat schappelijk werkers hierover zelf oordelen. Het aantal vacatures op 31 december 1965 valt mee, zeker wanneer naar de andere provincies wordt gekeken (tabel 2). Zeeland heeft een percen tage aan vacatures, dat praktisch gelijk is aan het landelijk gemiddelde. Groningen en Friesland ste ken heel wat ongunstiger af. Op 31 december 1963 stond Zeeland nog op de 3e plaats van het land. Met 27% vacatures in 1964 nam Zeeland de 2e plaats in. Er is dus een tendens naar verbetering te constateren, al moet worden vastgesteld, dat de kleine aantallen uiteraard grote schommelingen in de percentages kunnen geven. Van deze 27 functionarissen die in Zeeland werk- 146

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1966 | | pagina 6