STEEN IN DE VIJVER
DR. P. J. MEERTENS
De sociale achtergrond van De Bree's nieuwe roman:
De Vlissingse H.B.S.-leraar L. W. de Bree heeft in
de loop der jaren zowel wetenschappelijk als bel-
letristisch werk gepubliceerd. Tot het eerste be
hoort onder andere een voortreffelijke cultuur
historische studie: Hef platteland leert lezen en
schrijven, van het laatste noem ik nog eens de ro
man Pleidooi voor Polderman. Alle werk signeert
de schrijver op dezelfde wijze, namelijk met de
initialen van zijn voornamen.
Wat mogen we daaruit opmaken? Dat hij zijn bel-
letristisch werk in het verlengde van het weten
schappelijke beschouwd wil zien? Dat hij tussen het
een en het ander geen tegenstelling ziet? Dat hij
ook in zijn letterkundig oeuvre eerst en vooral
historicus wil blijven en zich distantieert van de
schrijvers-pur-sang, die vrijwel zonder uitzondering
hun voornaam of voornamen voluit schrijven op de
titelbladen van hun romans en dichtbundels? Voor
lopig zou ik het op de laatste mogelijkheid willen
houden, al sluit ik de andere niet uit.
De Bree heeft als romancier wellicht is novellist
juister gedebuteerd met Vechten tegen de Bier
kaai. Het boek gaf een beeld van het leven der
Middelburgse burgerij uit de jaren zestig van de
vorige eeuw. In Pleidooi voor Polderman beschreef
hij vervolgens een geruchtmakende moord die zich
onder de rook van Middelburg afspeelde, in het
jaar 1860. Jacob Moens, broer van zijn vader, is
een navrant verhaal uit de tijd van de opkomst van
Domburg als badplaats, tegen het eind van de
vorige eeuw. In deze zelfde tijd speelt ook zijn
nieuwste, onlangs verschenen boek: Steen in de
vijver.
Steen in de vijver is evenals Vechten tegen de Bier
kaai een Middelburgse roman. De Bree heeft de
tijd waarover hij schrijft, de jaren tussen 1890 en
1900, zelf niet beleefd, hij was toen nog niet gebo
ren, maar zijn vader was toen al oud genoeg om
bewuste herinneringen aan deze tijd in zijn latere
leven te kunnen meedragen, en van hem heeft de
zoon een indruk gekregen van de sfeer van de
stad en de mentaliteit van haar inwoners. Authen
tieke documenten hebben de contouren van deze
schets scherper gemaakt en bovendien heeft De
Bree de handeling van zijn boek gegroepeerd rond
een historische figuur: de socialistische propagan
dist en agitator Johannes Koenraad van der Veer,
die hier onder de naam Thijs Kemp optreedt. De
gefingeerde naam gaf de schrijver alle gelegen
heid ook met hem vrij spel te kunnen bedrijven,
geheel en al vrij van het werkelijke leven van Van
der Veer. Hetzelfde deed Arthur van Schendel toen
hij in De Waterman, geïnspireerd op de secte der
Zwijndrechtse Nieuwlichters, aan de centrale figu
ren van deze beweging bedachte namen gaf.
Van der Veer was omstreeks vijfentwintig toen hij
in het voorjaar van 1893 in Middelburg kwam wo
nen en werken. Dat werken bestond uit het propa
geren van het socialisme in Middelburg en Zeeland.
De Sociaal Democratische Bond, waarvan Domela
Nieuwenhuis de onbetwiste leider was, had deze
Fries als propagandist aangesteld in een gebied
dat nog helemaal voor het socialisme zou moeten
worden gewonnen. Van der Veer wist dat hij een
taaie strijd zou moeten voeren tegen een liberale
burgerij, die van het socialisme niets te verwachten
had, en een proletariaat dat onontwikkeld was en
vol vooroordelen zat, en dat bij gebrek aan zin
voller werk gedoemd was met het geestdodende
erwtenlezen een stuk brood bij elkaar te scharrelen.
De boek- en sigarenhandel die Van der Veer in de
Herenstraat dreef, zal niet veel te betekenen gehad
hebben en hij zal zijn handen vooral vol hebben
gehad met het samenstellen en volschrijven van het
weekblad De Toekomst, waarvan op 8 april 1893
het eerste nummer verscheen. Dit blad, dat dertig
jaar heeft bestaan, is helaas onvindbaar. Noch de
Provinciale Bibliotheek, noch enige andere instel
ling in Zeeland bezit er een exemplaar van; alleen
het Internationale Instituut voor Sociale Geschiede
nis in Amsterdam bezit de eerste twee jaargangen
en vervolgens van jaargang X (1902) af een onvol
ledige reeks. De Bree heeft de beide oude jaargan
gen geraadpleegd; de advertentie die hij er aan
ontleende (blz. 74) is authentiek. Maar in zijn boek
woont Thijs Kemp in de Oude Kerkstraat, in huis
bij But, een mismaakte lijkdienaar, evenals hijzelf
vrijgezel, en in alle opzichten een geestverwant.
112