hier in herhaling te treden. Men zou ook nog kun nen noemen dat men bij de vormgeving van de gebouwen en installaties niet alleen afgaat op de doelmatigheid ervan, maar ook eventueel rekening houdt met esthetische aspecten. Dat men bijvoor beeld niet rücksichtslos alle eventueel aanwe zige bomen en heggen verwijderd, maar dat men iets er van laat staan om het geheel een prettige aanblik te geven, en de gebouwen en installaties niet laat detoneren met de omgeving. En het tweede punt wat genoemd is, is het aanpas sen van de industrialisatie aan het aantal mensen dat in het betreffende gebied beschikbaar is of gemakkelijk kan komen. Volgens mij is dit juist voor Zeeland een bijzonder belangrijk punt. Er wonen hier relatief gesproken weinig mensen, en deze weinige mensen zijn alle maal van werk voorzien. De bevolkingstoename is het geringst van alle provincies, zodat er niet bij zonder veel industrie bij hoeft te komen om de mensen aan werk te helpen. Men heeft mij verteld dat de Zeeuwse landbouw een van de meest ge mechaniseerde is van ons land, zodat ook zij naar verhouding weinig mensen meer zal afstoten. Wan neer Zeeland zich zo zou gaan industrialiseren dat tussen Middelburg en Goes over nog geen 35 jaar 500.000 mensen wonen, dan moeten de meesten van deze mensen van buiten Zeeland naar hier gehaald worden. Dit zullen er ongeveer 3 a 4 keer zo veel moeten zijn dan er nu wonen. Voor zover het zich laat aanzien zal dat niet gemakkelijk gaan. De mobili teit van de Nederlandse arbeider is niet geweldig groot. Eén van de weinige dingen waarmee men hem nog wel kon verlokken ergens anders te gaan wonen was aanvankelijk na de oorlog toen er werkeloosheid was: het aanbieden van werk. Later het aanbieden van huizen aan mensen die wilden gaan trouwen of die slecht behuisd waren. Daar de woningnood gelukkig zichtbaar verbetert, zal deze prikkel om ergens anders waar huizen zijn, te gaan werken ook verminderen. Een reden waarom mensen naar hier zouden wil len komen zal misschien kunnen zijn het kunnen aanbieden van betere woningen dan de mensen elders hebben, het hebben van een beter wegennet, het aanwezig zijn van goede recreatieve voorzie ningen, het blijven handhaven van niet verontrei nigde lucht, goed smakend drinkwater e.d., on danks de komst van nieuwe industrieën. Maar ik geloof niet dat men met de zojuist ge noemde middelen in enige decennia een paar hon derdduizend mensen hier naar toe kan halen. Een alternatief is dan dat men komt tot een soort indi recte dwang, bv. de toename van de werkgelegen heid in een bepaald gebied tegenhouden of de huizenbouw in een bepaald gebied stop zetten, zodat een aantal mensen gedwongen wordt ergens anders werk en woning te zoeken. Of dit nu iets is waar naar men moet streven, is voor mij zeer de vraag. Wanneer het toch zou lukken om in groten getale mensen hier naar toe te halen en men heeft zich daar niet terdege op voorbereid, dan zullen er al lerlei ontwrichtingen in het sociale en maatschap pelijke vlak plaats vinden. Men zal dan geneigd zijn snel wat semi-permanente woningen te bou wen, waar de mensen zogenaamd tijdelijk in blij ven wonen. Men zal op het gebied van secundaire voorzieningen als scholen, kerken, winkels, schouw burgen, sportvelden, zwembaden e.d. achterblijven, waardoor gemakkelijk ongewenste toestanden kun nen ontstaan. In Amerika heeft men bij het onderzoek naar jeugdcriminaliteit het volgende kunnen vaststellen. Wanneer grote steden zich uitbreiden, blijkt in de overgangsgebieden tussen het oude en nieuwe ge deelte de jeugdcriminaliteit zich te concentreren. „When recreation centres are placed in these areas, providing more normal outlets for the ener gies of youth, the delinquency rate commonly goes down".1) Het is voor mij erg moeilijk om de eisen die volgens mij gesteld moeten worden aan een gelei delijke en verstandige industrialisatie en die, zoals U bemerkt zult hebben, vooral van kwalitatieve aard zijn, om te zetten in een kwantitatieve aan duiding. Prof. Thijsse heeft het over 500.000 mensen tussen Middelburg en Goes, het E.T.I. geloof ik over 400.000, de planologische dienst over 300.000 wanneer zij denken aan het jaar 2000. Het laatste aantal is altijd nog ruim 100% meer dan men op grond van de natuurlijke groei voor Zeeland van dit gebied mag verwachten, zodat er voor elke Zeeuw tenminste één niet-Zeeuw bijkomt. Ik zou nu nog iets willen zeggen over de ontwikke ling van Zeeland als recreatiegebied. In de 4e stelling heb ik erop gewezen dat in onze maat schappij steeds meer mensen uitgebreider onder wijs en meer vorming krijgen en dat dit indivi dualisme, men mag ook zeggen: mondigheid, zelf bewustzijn, in de hand werkt. Dit leidt er toe dat men minder een massamens is, maar meer op zich zelf, en dan bedoel ik eigenlijk meer als gezin sa men iets gaat doen, dat men doordat men meer geleerd heeft en meer gevormd is, zich zelf beter kan vermaken. Sommige onderzoekingen hebben aangetoond dat de televisie er niet toe geleid heeft dat men minder gaat lezen, maar meer. Dit lezen kan men even tueel in het weekend of tijdens zijn vakantie willen doen en daarvoor heeft men rust en ruimte nodig en wil men niet temidden van vele anderen zitten. Het bezit van een auto leidt er toe dat men als gezin op vakantie gaat en niet meer als een massa in een trein of een bus. Het toenemen van de wel vaart zal er ook toe leiden dat velen zullen pro beren een eigen vakantiehuis of -huisje te krijgen of dat ze meer ruimte en betere sanitaire voorzie ningen op campings willen. Vooral deze laatste be hoefte zal m.i. snel toenemen. Men kan in het algemeen stellen dat een aantal uiterlijke gedragingen van de mensen die tot de bovenlaag van de maatschappij behoren door de mensen in minder goede doen nagevolgd zullen worden wanneer hun welstand toeneemt. Door de veel betere communicatie via de televisie en de mogelijkheid van deze onderste laag om in tijd- E. R. Hilgard: Introduction to psychology, p. 531. 108

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1966 | | pagina 4