gelijkheid van een overdekt 50-meter bad, maar het
verder terzijde geschoven met de opmerking dat er
op Walcheren net niet voldoende mensen wonen
om een dergelijk plan te rechtvaardigen. Wanneer
de commissie die dit rapport opgesteld heeft en
waarin vertegenwoordigers van de grootste twee
gemeenten van Walcheren en enkele andere ge
meenten zaten, werkelijk overtuigd was van de
snelle toename van de bevolking op grond van
nieuwe, intensieve industrialisatie, dan zou zij m.i.
geheel niet gepraat hebben over een 25-meter bad,
maar zich uitsluitend gericht hebben op een over
dekt 50-meter bad.
Ik vermeld dit met opzet omdat hier weer eens
duidelijk uit blijkt hoe ambivalent men ten opzichte
van de hele ontwikkeling van Zeeland staat, of
misschien nog beter gezegd: hoe weinig men zich
bij het maken van plannen laat leiden door wat
veelvuldig, vooral in de laatste weken in verband
met de zo juist plaats gevonden hebbende staten
verkiezingen, in Zeeland door allerlei politici is
gezegd over de toekomstige, snelle ontwikkeling
van Zeeland.
Voor zover mij bekend is de aanleiding voor Uw
uitnodiging om hier te komen spreken geweest het
artikel dat eind vorig jaar in het Zeeuws Tijd
schrift verschenen is onder de naam „Zeeland, land
zonder te veel mensen". Op dit artikel is veel meer
kritiek gekomen dan ik verwacht had. Helaas was
deze kritiek over het algemeen meer emotioneel
getint dan zakelijk en steekhoudend.
Maar één opmerking naar aanleiding van dit ar
tikel heeft mij toch wel getroffen. Iemand zei tegen
mij: als je niet wilt dat Zeeland volgebouwd wordt
met industrie en volgestopt met mensen, wat wil je
dan wel? Laten zoals het is, is ondenkbaar en ook
niet gewenst, maar wat dan wel? Deze opmerking
heeft mij aan het denken gezet en mij er toe aan
gespoord allerlei literatuur te raadplegen. Ik ben
dan ook dankbaar dat ik vandaag de gelegenheid
krijg om te zeggen wat mij wél wenselijk lijkt.
Het lag voor de hand dat, wanneer je je gaat be
zinnen op wat de meest ideale toestand zou zijn
voor een gebied dat geïndustrialiseerd moet wor
den en dat zich moet ontwikkelen en uitbreiden
wat zijn recreatie betreft, je gaat zoeken naar wat
bijvoorbeeld stedebouwkundigen, planologen of
economen als een soort ideaal beeld voor ogen
staat, evenals men bijvoorbeeld allerlei literatuur
kan raadplegen over de opvattingen hoe een be
drijf georganiseerd moet zijn en op welke wijze de
mensen met elkaar om moeten gaan en wat de
optimum grootte is e.d. Over dit laatste is veel ge
schreven en ik achtte het dan ook vanzelfsprekend
dat er ook over een soort ideale vorm van in
dustriegebied van enige omvang met de daarbij
behorende woon- en recreatiegebieden wel iets te
vinden zou zijn. Het is mij helaas niet gelukt. Ik
heb zelfs enkele mensen wier beroep het is om
althans van deze dingen op de hoogte te zijn,
opgebeld en ook zij moesten mij teleurstellen en
konden mij geen literatuur-informatie verstrekken.
Er restte mij toen eigenlijk maar één ding. nl. om
vanuit mijn eigen vakgebied, de psychologie, iets
te zeggen over datgene waar men rekening mee
moet houden wanneer men een gebied dat nog
weining geïndustrialiseerd is verder wil gaan in
dustrialiseren.
Waar het om gaat is dat men met de verder
gaande industrialisatie ook en misschien vooral
rekening houdt met de psychologische gesteld
heid van de mens. Ik bedoel hiermee niet dat
men binnen de bedrijven rekening moet gaan hou
den met de mens en zijn behoeften. Dat doet men
gelukkig al veelvuldig. Dat is echter niet altijd zo
geweest. Enigszins naar analogie van de ontwikke
ling binnen het bedrijf van de wijze waarop de
mens beschouwd werd zou ik u duidelijk willen
maken wat er bedoeld wordt als er sprake is van
rekening houden met de psychologische gesteld
heid van de mens.
Aanvankelijk waren de eisen die in psychologisch
opzicht aan de mensen die in fabrieken gingen
werken gesteld werden, niet hoog. In lichamelijk
opzicht wél, niet alleen doordat het zwaar werk
was in vele gevallen, maar vooral door de lengte
van de dagtaak. Toen de machines werden verbe
terd en de eisen die aan de produkten gesteld
werden hoger werden, de concurrentie groter werd,
inzicht in de verschillende kosten toenam, de kennis
omtrent de mens werd vergroot, bleek al heel
spoedig dat niet elke mens elk werk in de fabriek
even snel leerde en het uiteindelijk even goed deed.
De personeelsselectie ontstond en dat is nog steeds
een belangrijk onderdeel van de bedrijfspsycholo
gie. Vooral gedurende de tweede wereldoorlog
groeide het inzicht dat de wijze waarop het werk
in het bedrijf verricht wordt mede-afhankelijk is
van de verhoudingen tussen ondergeschikten en
chefs, en ondergeschikten onderling. De „human
relations" worden belangrijk. Daarnaast echter
werden vooral ook gedurende de tweede wereld
oorlog dé eisen die aan de mens gesteld worden
wat betreft het bedienen van de machines, van vlieg
tuigen en militaire apparatuur zo hoog dat weinig
mensen er aan konden voldoen en door velen fou
ten gemaakt werden. Men heeft toen dé machines
en de apparatuur aan moeten passen aan de
mens. Men ging bv. na welke verlichting in bepaal
de situaties optimaal is, wanneer is lawaai niet
meer storend, hoe voorkom je afleesfouten bij
meetapparatuur e.d. Men noemt dit human engin
eering of human factors research, of ergonomie.
Deze ergonomie is een interdisciplinaire bezigheid:
technici, organisatiedeskundigen, medici en psy
chologen werken samen om de werkomgeving opti
maal voor de mens te maken.
Dus zowel wat de omgang met zijn medemensen in
het bedrijf betreft als in de omgang met de ap
paratuur en werkomgeving ging men rekening hou
den met de psychologische gesteldheid van de
mens.
M.i. moet men ook bij de verdergaande industria
lisatie van Zeeland rekening houden met de psy
chologische gesteldheid van de mens en wel zo
danig dat de mens als mens niet in de knoop
komt. Men moet er naar streven dat de hoeveel
heid en de aard van de industrie die men aantrekt
en de steden en recreatiegebieden die erbij gaan
106