hun armen door deze gemeente ondersteund werden. Het protest baatte niet en ook zijn opvolger, ds. Jo hannes Adrianus du Bois, had aanvankelijk geen succes. Na eerst een halfslachtig besluit genomen te hebben, verzoende de classis er zich in 1773 mee, dat voortaan de predikant van 's-Heer Arendskerke te Baarsdorp zou voorgaan. Er zou maar één dienst per jaar meer gehouden worden en wel op pinkstermaandag. Dit heeft men tot het einde toe volgehouden. Toen de school te 's-Heer Arendskerke in 1877 ver bouwd werd, heeft het kerkje als noodschool gefun geerd. Ook is er een tijdlang zondagschool in gehou den. In 1880 zijn kerk en toren voor sloop verkocht. De nog aanwezige grafzerken zijn bij die gelegenheid naar de kerk te 's-Heer Arendskerke overgebracht. Daaronder bevindt zich de sculpture van de in 1656 overleden secretaris van Baarsdorp Cornelis Jan Meeusen. Van geen der kasteelbewoners is een zerk bewaard geble ven. Tot omstreeks 1880 is het kerkhof in gebruik gebleven. De niet in al te beste staat verkerende lage muur om het ruim 25 a grote terrein doet vaak een aantal van de schaarse vreemdelingen even stilstaan. De molen Nog kan een enkele bewoner U de molenberg aan wijzen. Dit is de plaats waar vele generaties uit wijde omtrek hun koren hebben moeten laten malen, want het recht van de wind werd op bevel van hogerhand streng gehandhaafd. Hoe de molen voor het westelijk deel van Zuid-Beveland daar terecht gekomen is, zal we! niet meer zijn na te gaan. In 1318 wordt hij voor het eerst genoemd. Vermoedelijk dateerde dat exem plaar minstens uit de eeuw daarvoor, want in 1331 was hij reeds zover versleten, dat de sloper er slechts 45 schellingen voor bood. Er is toen een nieuwe molen gebouwd, bekostigd door grafelijkheid en ambachts heer, welke beide partijen ook profiteerden van de revenuen. Het kasteel Baarsdorp is eenmaal een kasteel rijk geweest. Het behoorde uiteraard aan de ambachtsheer, die nu eens van Baersdorp, dan weer van Borssele van Baersdorp en later mogelijk nog anders heette, 't Waren land jonkers die dezelfde hebbelijkheden en onhebbelijkhe den hadden als de kasteelheren elders. Zo trok heer Pieter van Baersdorp in het midden van de veertiende eeuw met zijn neven en enkele knechten naar Middel burg. Ze hadden er een hele boottocht voor over, want achter de dijk bij 's-Heer Arendskerke begon het water. Langs het miniatuureiland Ankervere moesten ze veel verder het latere Sloe opvaren dan waar thans de westkust van Walcheren ligt. Manhaftig stapten ze aan wal en bij Middelburg aangekomen, doodden ze vier mannen. Vermoedelijk kreeg heer Pieter niet de doodstraf omdat hij een edelman was. Zijn geldboete was voor die tijd niet mals: 500 schilden en 1000 pond zwarten luidde de uitspraak. Aernout van Scenghe, bewoner van het slot Schengen dat gelegen heeft waar thans de Slotstraat te 's-Heer Arendskerke ligt, viel de eer te beurt borg te mogen zijn voor dit bedrag. Na de invoering van de hervorming is het kasteel niet, zoals dat met vele andere in de omgeving het geval was, voor goed leeg, komen te staan. Zelfs in de eerste helft van de zeventiende eeuw moet het nog bewoond zijn geweest, doch spoedig daarna zal het gesloopt zijn. Bijna anderhalve eeuw geleden zag Dresselhuis er nog enkele overblijfselen van aan de noordzijde van Baars dorp. In later tijd werd de ambachtsheerlijkheid in porties verdeeld. Zo waren er in 1840 zeven ambachtsgerech tigden voor de 550 bunders grote heerlijkheid. Dit ge bied vormde in de Franse tijd een zelfstandige gemeen te, doch werd in 1815 bij 's-Heer Abts- en Sinoutskerke gevoegd. In tal van bronnen wordt gesproken over Cornelis van Baarsdorp, lijfarts van keizer Karei V, van koningin Eleonora van Frankrijk en van koningin Maria van Hon garije. Hij is 24 november 1565 te Brugge overleden. Of het in zijn nagelaten werken staat, weten we niet, maar alle schrijvers die wij kennen beweren, dat hij hier geboren is. Niemand wijst er op, dat er inder tijd in Holland nog twee dorpjes met dezelfde naam lagen. B. SINOUTSKERKE In de middeleeuwse kerkelijsten wordt deze plaats aangeduid als Ecclesia Zenoudi. Het zou een bedijking zijn van de kerk van West-Souburg en behoorde via die kerk aan de abdij van Middelburg. Vandaar dat ons uit deze parochie een groot aantal geestelijken bekend zijn, niet alleen uit het register van Grijpink, maar ook uit het door Fruin gepubliceerde archief van genoemde abdij. De kerk De aan St. Maarten gewijde en van een spitse toren voorziene kerk bezat altaren voor de maagd Maria en de apostel Petrus. Volgens uitspraken van een paar Utrechtse bisschoppen werden de tienden van Nisse, Sinoutskerke en Versvliet (de oude naam voor 's-Heer Abtskerke) in drieën ge deeld: éénderde was voor de kerk van St. Paulus te Utrecht en de Middelburgse abdij; éénderde voor de bisschop zelf en het laatste derde deel voor de pa- rochiegeestelij ken. De pastoorsbenoeming schijnt oorspronkelijk door de Middelburgse abt alleen geschied te zijn. Nadat op dat recht ook aanspraak gemaakt werd door de ambachts heren werd hierover in 1539 tussen beide partijen een akkoord gesloten. Een paar jaar na het vertrek van de laatste pastoor kreeg de Middelburgse scholier Jacobus Gruterus een studietoelage uit twee nog aanwezige kerkelijke fond sen. Daarna zijn deze gelden in een provinciale kas ondergebracht. Na de hervorming zal de kerk vele jaren niet gebruikt zijn. 's-Gravenpolder kreeg in 1583 een predikant, die tegelijkertijd de gemeente te 's-Heer Abtskerke moest bedienen. Pas in 1666 kreeg laatstgenoemde plaats een eigen predikant. Sindsdien ging men spreken van de gecombineerde gemeente 's-Heer Abts- en Sinoutsker ke. Spoedig begon men in het oostelijk gedeelte van de kerk van april tot oktober 's zondagsmorgens dien sten te beleggen. In het westelijk ongebruikte gedeelte zag men tot het laatst toe aan de koepel een tiental vrij grote schilderingen van heiligen, uiteraard daterend uit de middeleeuwen. 127

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1966 | | pagina 23