tot wat U op deze foto ziet, een verblijf van ongewo ne afmetingen, met een schilderijenzaal, een toneel-, een biljartzaal. In het laatste decennium van de eeuw kwam daar nog een garage bij". Bewoonden de Van Hattums dat huis het hele jaar?" ,,Nee, nee! 's Winters zaten ze in Holland. Wanneer zij naar hier kwamen, reed de koetsier naar het sta tion in Goes om de familie af te halen. En heel het dorp liep uit om hen bij hun entree te begroeten. Ik heb dat natuurlijk niet zelf meegemaakt, maar de oude re generaties wisten daarover te vertellen". ,,Heb ik het goed", vraagt De Bruin, ,,dat de Van Hat tums de ambachtsheren werden?" De secretaris knikt, de wenkbrauwen hoog opgetrokken. Zeker en het dorp was er niet slecht mee af. Aan de Van Hattums danken wij de verwarming in de kerk, en het orgel. En het torenuurwerk. Nog altijd is er het Prumersfonds, destijds ingesteld voor hulp aan kraam vrouwen". De heer Van Overbeeke glimlacht, „Dat is nu een beetje uit de tijd. Tegenwoordig hebben we uitstapjes voor ouden van dagen en het schoolreisje. En als het Verenigingsgebouw met een nadelig saldo zit opge scheept, weet de ambachtsheer er wel een mouw aan te passen". De Bruin wil weten of er aan het bezit van de am bachtsheerlijkheid ook bijzondere rechten verbonden zijn. En dan vernemen we, dat de tegenwoordige am bachtsheer nog het recht van aanwas heeft. ,,Dat is gebleken na de ramp van 1953. Rijkswaterstaat achtte het noodzakelijk de zeewering hier achter het dorp buitendijks in te korten. De Van Hattums maakten aanspraak op het schor, dat daardoor ingepolderd zou worden. Er is een hele strijd over geweest en de ambachtsheer heeft gewonnen, dat wil zeggen: het poldertje werd zijn eigendom." We brengen het gesprek op het huis, dat inderdaad toch bizarre bouwsel, blikkerend wit in zijn glorietijd, met pinakels en balustrades, een tuin vol beelden, het geheel omringd door een hekwerk, bekroond met vaas- ornamenten. „Tegen het eind van de oorlog is het huis in brand geschoten, van de overzijde van de Schelde. Er bleef niet veel van over: een godin, een engel met anderhalve vleugel. En een paar schilderijen, die aan de gemeente in bruikleen waren gegeven..." De secretaris leidt ons naar de raadszaal, waar de doe ken hangen. Ik verwacht een Kruseman, een Pieneman of een Nuyen, ik hoop op een Schelfhout, wie weet, misschien hangt er een Bosboom. Maar nee, het zijn een paar obscure doeken: een Vrede van Munster en een Haringvangst. De buis vertoont sterke gelijkenis met een vikingschip en op de achtergrond vaart een galei. We bedanken de heer Van Overbeeke en verlaten het gemeentehuisje. Geen Elsdieker kan beledigd zijn wan neer ik huisje schrijf: het is niet meer dan een be scheiden, door zijn eenvoud innemende plattelands woning. Boven de deur is het gemeentewapen aange bracht: een veld van sabel, beladen met een face van zilver, waarop een kruis, verzeld aan weerskanten van de getalletter II, alles in keel; het schild gedekt met een kroon van goud. Zo bepaalde de Hoge Raad van Adel, de 31e juli 1817. We lopen door de Van Hattumstraat en komen langs het Verenigingsgebouw, dat het Van Hattumhuis heet. Ellewoutsdijk van de zuidkant gezien De oude kerk van Ellewoui

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1966 | | pagina 19