noemd op voorstel van de minister van onderwijs. Zijn instructie hield in, dat hij een heel jaar moest school houden, except zon- en feestdagen. De schooltijden liepen van negen tot twaalf en van één tot vier. Daar bij kwam dan nog het houden van een avondschool. Het schoolgeld bedroeg: a. voor spel- en leeskinderen 10 cent per maand b. voor schrijverskinderen 60 cent per maand c. voor de cijferaars 80 cent per maand Wie de zangschool bezocht leerde honderdvijftig psal men zingen voor een gulden. Het tractement van de meester werd berekend op 75,— uit de dorpskas, 50,— van den lande, 49,— voor de dienst van koster, voorzanger en voorlezer. De laatste bijdrage kwam natuurlijk uit de kerkekas. De inkomsten ten slotte, voortvloeiende uit het bovengenoemde school geld, werden geraamd op f 100,— per jaar. Uit een rapport, in 1825 uitgebracht door de school opziener, blijkt dat Van de Wal zijn zestien Klevers- kerkse leerlingen goed onderwijs gaf. Verschillende jongens en meisjes kenden het nieuwe stelsel van maten en gewichten en de eerstbeginnenden leerden lezen volgens de splinternieuwe klankmethode. De schoolopziener droeg er daarom van zijn kant zorg voor, dat Van der Wal het volgende jaar in het bezit was van Prinsens leesmachine met toebehoren. Het inspectierapport van 1826 meldt: ,,de onderwijzer ge draagt zich ijverig, houdt zijn school goed ingericht en verdient alle lof". Het jaar daarop heet het: „de onderwijzer beijvert zich in het geven van goed onder wijs, ofschoon zijn inkomen niet boven de 250,— gaat. Hij gebruikt o.a. de boekjes van Wester, Wessels en Anslijn". Meester Van der Wal diende het schooltje van Kle verskerke een halve eeuw en telkens gewaagden de rapporten van de schoolopzieners van zijn kunde, ge duld en ijver. De Gouverneur van de provincie kwam hem op zijn werkterrein opzoeken. Hij prees de dorps meester als een waardig leraar, ijverig in leer en wandel, een voorbeeld voor allen. Er bestaan nog enige fraaie schriftproeven van de man. Het onderwijzersgezelschap uit het eerste district van Zeeland organiseerde namelijk op 9 juli 1842 een wedstrijd in schoonschrijven. De deelnemers legden een proeve af in groot, middelgroot en klein schrift. Van de Wal calligrafeerde in groot: ,,De wet des Heren is volmaakt bekerende de ziele". De tekst van zijn middelgroot was persoonlijker: „Tot een vrij oor deel behoort een vrije opvoeding en een onbekrompen bestaan. De mensch moge ook nog zovele begaafd heden bezitten, eene kommerlijke opvoeding en een met moeite te verkrijgen bestaan zullen, in de meeste gevallen, een somber en bekrompen denkbeeld bij hem verwekken". Dat was meester Van de Wal, die vijf decennia op het afgelegen Kleverskerke woonde, er trouwde met het dienstmeisje van de burgemeester, er waakte aan het ziekbed van zijn dochter, „die aan de tering lag", die de eerste twintig jaar van zijn lange loopbaan onder wees in een schoollokaal, dat daarna alleen nog als smidse dienst kon doen. In 1840 werd het bekrompen en donker lokaal ver vangen door een ruim, vrolijk en gezond schoolvertrek, eigendom van het dorp. Bij zijn gouden jubileum schonk de gemeente meester Van de Wal een gratificatie van 25, De man was nu ook wel aan het eind van zijn loopbaan gekomen. Kort daarop werd hij ziek en op 9 maart 1869 stierf hij. In precies honderd jaar had Kleverskerke drie schoolmeesters gekend. Toen op 31 augustus de nieuwe meester J. Buys uit Axel aantrad, werd zijn jaarwedde gesteld op 400,— met genot van vrije woning en tuin. Hetgeen niet wegnam, dat hij 's zomers wanneer er haast geen leerlingen waren, met zijn vrouw op het land ging werken. Buys verwierf ook nog de hoofdakte en kreeg daarvoor een gratificatie van f 25, In het najaar van 1886 liet meester Buys Kleverskerke voor Arnemui- den in de steek. Zijn opvolger was M. Vader. Hij is de Kleverskerkse schoolgeschiedenis ingegaan als de man, die de plaatselijke overheid van de nood zakelijkheid der geheime gemakken kon overtuigen. Tot dusver gingen de kinderen op de tarwestapel. Een van de oudste bewoners van Kleverskerke wist zich dit bij navraag nog te herinneren. Na deze meester Vader traden achtereenvolgens voor de klas J. J. van Doeselaar (1899), J. P. van Hoeve (1902), A. C. de Graaf (1920), Louwerse (1924), H. J. 120

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1966 | | pagina 16