Het schooltje van
Kleverskerke
I. J. de Bert
De oudste negatieve opmerking over het onderwijs in Kleverskerke dateert van 1567.
De stad Middelburg leefde toen op gespannen voet met enkele Walcherse ambachtsheren.
Schout Andries van Hamerstede werd naar Kleverskerke gezonden om er maatregelen te
nemen. Hij ,,deed op het dorp de deuren uit de harren werpen". De bewoners kregen
opdracht hun vuren te doven; zij mochten geen handwerk of nering bedrijven. Een stads
dienaar hield op naleving van dit alles toezicht. Later bood Middelburg voor deze plagerijen
haar verontschuldiging aan, waarbij echter de opmerking gemaakt werd, dat Kleverskerke
toch eigenlijk geen dorp genoemd kon worden: er stonden maar dertig huizen en niemand
der inwoners kon lezen of schrijven.
Op de 8e februari 1583 keurden de Staten van Zeeland de ordonnantie goed, die de heren
predikanten van de classes van Zeeland met betrekking tot het onderwijs hadden voorbe
reid. De ambachtsheren kregen hierbij het recht schoolmeesters in de dorpen te benoemen.
Meer dan een eeuw later, nl. op 18 februari 1690, schonk Cornelia van der Graeff, echtge
note van de ambachtsheer van Kleverskerke, aan de plaatselijke kerk een legaat van honderd
pond Vlaams. De ambachtsheer zelf bepaalde, dat de interest van deze som zou besteed
worden ten bate van het onderwijs aan arme kinderen, omdat „mijn waerde vrouw zaliger
altijd heeft gehad een pieus oogmerk en begeerte, dat de jonge jeugd aldaer zoude werden
onderwezen in lezen en schrijven om daarmede te kunnen vorderen haren weg tot zalig
heid door 't lezen van Gods heilig woord."
Wanneer nu precies Kleverskerke zijn school heeft gekregen is mij niet duidelijk geworden.
118