we kreken, waar overheen bruggetjes liggen van een constructie, die eeuwenlang dezelfde is ge weest. Trouwens ook de stallen en de onderkomens van de herders zijn op primitieve wijze opgebouwd. Vierling, de bekende 16e eeuwse waterbouwkundi ge heeft ons in zijn „Tractaet van dyckagie"2) een beschrijving van het maken van een stelle of „rund- ofte schaepenwerf" gegeven: „Uuijtlegginge op de voornoemde figuere. Bij de figuere voornoemt meuchdij sien boven de ronte van de werff hoe men de ronte in de cruijne neempt, te wetene elcke van drije roeden lenghte ende gelijcke breete, treckende dat uut den ronde, de hoochte is ses voeten, den berm onder aen den teen van den werff op zes voeten omme de schoe pen daerop te sittenne ende omm den werff te loopene, hebbende drije ofte vier uitgangen. Ronts- omme loopt noch een sloot van acht voeten wijt met speckdammekens omme die schoepen over te gaene op welcke speckdammekens gemaeckt ende gehangen worden heckenen omme de schoepen binnen den werff te sluijtene opdat se den heerdere niet en ontloopen. Rontsomme compt buijten noch een dam van opgeschoten aerde opdat de schoe pen de bequaemste affgangck ende groese soucken zouden mogen. Boven de cruijne hebben de herders heur keete, huijs ende wooninge, rontsomme ge- walt met eerdewallen, opdat de schoepen heur niet en ontloopen, ende noch daerbij een bocht van thuijnen daer se de schoepen inne stouwen, die se melcken ofte scheren ofte smouten willen. Soo met al heur ordinarius regiment ende berchenisse voor menschen ende schoepen is de werff wel in ordene gestelt, daeraff ick u geerne bij dit figuerken oock hebbe willen onderrichten." Dit schapenbedrijf staat wel in tegenstelling tot de bedrijven, die in de kanaalzone van Zeeuwsch- Vlaanderen tot ontwikkeling zijn gekomen. Deze ontwikkeling gaat zo snel, dat er aanleiding was om het hoofdvoedingsnet van de N.V. Nederlandse Gasunie tot aan Sluiskil door te trekken. In het tijdschrift „Het Gas" (1965, no. 10) komt een artikel voor: Aardgas en water voor Zeeuwsch-Vlaanderen. Minstens zo belangrijk als het gas is de watervoor ziening. „Was het totale watergebruik in Zeeuwsch- Vlaanderen in 1960 nog 4 miljoen m3 per jaar, reeds thans moet een hoeveelheid van 10 miljoen m3 wor den geleverd, terwijl, gebaseerd op de thans bin nengekomen aanvragen, het verbruik in 1970 reeds op 40 miljoen m3 moet worden gesteld, en een stijging tot 65 miljoen m3 in de daarop volgende jaren is te verwachten. Met de thans in eigen gebied beschikbare en in aanbouw zijnde produktiemiddelen kan rond 11 miljoen m3 per jaar worden geleverd, hetgeen bete kent, dat in de eerstvolgende jaren reeds grote hoeveelheden water van elders moeten worden aangevoerd, resulterend in rond 30 miljoen m3 in 1970 en oplopend tot 50 a 60 miljoen in latere jaren. Voor de eerstkomende 20 tot 30 jaar geven de Deltameren geen uitkomst en het ontbreken van zoetwaterbronnen in eigen gebied noopt Zeeuwsch- Vlaanderen aan te kloppen bij het naburig Noord- Brabant." Dit water, afkomstig uit de waterschappen van West-Brabant als ook het Maaswater wordt aange voerd door leidingen, die de Westerschelde kruisen. Om kosten te besparen werken de N.V. Nederland se Gasunie en de N.V. Waterleiding Maatschappij „Zeeuwsch-Vlaanderen" samen. „Voor de water voorziening worden in 1965 twee buizen met een diameter van 600 mm gelegd, terwijl in het volgend jaar, zo mogelijk wederom tezamen met een tweede gasleiding, ongeveer 400 m noordelijker nog een nader te bepalen aantal buizen zal worden door gevoerd, teneinde een totale transportcapaciteit 245

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1965 | | pagina 9