resten nog 100.000 gezinnen bij. Wanneer er per ge zin één persoon werkt, moeten er 100.000 arbeids plaatsen geschapen worden. Wanneer men verder uit gaat van de gangbare verdeling van werknemers in de z.g. secundaire sector en tertiaire sector van 1 1 zul len er 50.000 arbeidsplaatsen in de secundaire sector aanwezig moeten zijn, m.a.w. industriewerknemers. Zouden dit in hoofdzaak grote petro-chemische indus trieën zijn dan zouden daarvoor alleen al 12 x 1500 18.000 ha grond nodig zijn, zodat in dat geval al met al het hele eiland Walcheren vol met fabrieken en huizen zou komen. Er zullen geen pogingen gedaan worden om te schet sen welke moeilijkheden, problemen en conflicten er voor de mensen zullen ontstaan wanneer ze in zo'n groot aantal overgeplaatst worden naar een gebied dat tot nu toe een zeer landelijk karakter heeft gedragen. In "Encounter" van januari j.l. heeft Galbraith een ar tikel geschreven "Economics v. the quality of life". Hij schrijft daarin: "Increasing population and increas ing density of population increase the friction of person upon person and the outlay that is necessary for social harmony" (p. 36). In het zopas geciteerde artikel in "The Economist" wordt nog een ander rapport aangehaald. De correspon dent zegt hiervan: "This argues that it is no longer true that increases in population, by creating more consumers, are necessarily good for business. Instead, it suggests that the root of poverty is the growth in the number of humans." Beiden hebben het dan over toestanden in Amerika waar een bevolkingsdichtheid heerst die zo gering is als ze waarschijnlijk eeuwen geleden in Nederland was. Uit oogpunt van provinciaal sociaal beleid is het niet nodig om van Midden-Zeeland een groot en in tensief industriegebied te maken. De bestaande in dustrieën hebben nu al moeite genoeg om aan hun mensen te komen. Wanneer de industrialisatie zich voortzet in een vrij gering tempo zullen de door de normale groei van de bevolking ter beschikking komen de mensen voor de industrie gemakkelijk opgevangen kunnen worden. Wat het aantrekken van industrieën betreft zou men in verband met het ruimteprobleem niet moeten streven naar industrieën die op een groot gebied aan weinig mensen werk geven (geautomatiseer de chemische fabrieken) maar naar industrieën die op een klein gebied aan veel mensen werk geven (gra fische nijverheid, horloge-industrie). Mochten er even tueel in Midden-Zeeland mensen over zijn dan kunnen zij zeker een bestaan vinden in Zeeuwsch-Vlaanderen waar talloze mensen naar toe gehaald moeten worden om de industrie van werknemers te voorzien. In gesprekken met autochtone Zeeuwen heb ik meer malen de indruk gekregen dat ook zij niet erg streven naar een gebied vol met industrie en mensen. Eén van hen antwoordde op mijn vraag of hij voor een geweldige industrialisatie van Zeeland was: ,,lk ben op dit gebied een schizofreen", waarmee hij te kennen wilde geven dat hij Zeeland graag wilde laten zoals het was: een provincie waar het nog goed is om te wonen en te leven zonder de verschrikkingen van een zeer dichte industrialisering te hebben ondergaan. Aan de andere kant had hij het gevoel dat het niet passend was om niet de industrie hier binnen te halen. Daarmee gaf hij m.i. blijk van een veelvuldig voorkomend ver schijnsel n.l. dat het in zekere opzichten gênant is om er tegen te zijn dat heel Nederland vol met in dustrie komt. Laat een ieder die voor deze laatste ontwikkeling is bedenken dat „we do not have development in order to make our surroundings more hideous, our culture more meretricious, or our lives less complete". 4) Om nog op één van de geweldige problemen waar men voor komt te staan, te wijzen, het volgende: op de jaarvergadering van het Departement Zeeland van de Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel in juni j.l. heeft de heer Verheul, Directeur Waterlei ding Bedrijf Zuid-Beveland N.V. gezegd dat men in Zeeland nu 10 miljoen m3 water per jaar verbruikt voor huishoudelijke en industriële doeleinden samen. Wanneer Zeeland in het jaar 2000 ruim 1 miljoen inwoners zou hebben zou men 150 miljoen m3 nodig hebben. Na deze uiteenzetting over de gevolgen van de in dustrialisatie voor Zeeland, die door mij als ongewen ste gevolgen worden beschouwd, kan men zich af vragen wat er dan met Zeeland moet gebeuren wan neer in Nederland in het jaar 2000 die 20 miljoen mensen tóch wonen. De ontwikkeling van Zeeland heeft de laatste jaren als vakantieland een aanzienlijk grotere vlucht genomen dan als industrialiserend gebied. Wanneer er niets tegen gedaan wordt zal het aantal toeristen dat gedurende kortere of langere tijd zijn vakantie hier doorbrengt ontstellend toenemen, en ook dan zal Zeeland gedurende een groot deel van het jaar een provincie zijn waar zich te veel mensen op een te klein gebied bevinden. Het is n.l. bekend dat nu al op veel campings en kampeerterreinen de bevolkings dichtheid gedurende de zomermaanden aanzienlijk gro ter is dan in onze steden. Wanneer hieraan geen paal en perk gesteld wordt, zal dit in de loop der jaren nog toenemen. Het is een bekend verschijnsel dat het gros van de mensen graag bij elkaar hokt wat betreft het ge zamenlijk doorbrengen van hun vrije tijd. Waar mensen zijn komen steeds meer mensen om van hetzelfde te genieten. Een minderheid van de mensen is erg ge steld op een zekere rust bij het doorbrengen van hun vakantie en bij het genieten van wat de natuur hen biedt. Ongetwijfeld zullen deze mensen om dit te kunnen doen, bereid zijn iets extra te betalen. Gezien het feit dat in Zeeland de vakantie-industrie nog niet zo'n vlucht heeft genomen dat er al veel grond aan de landbouw onttrokken is voor kampeerterreinen e.d., zou men van Midden-Zeeland een gebied kunnen maken waar mensen die in een betrekkelijke rust hun vakantie door willen brengen, naar toe kunnen gaan. Men kan dit doen door maar een beperkt aantal ter reinen beschikbaar te stellen voor kampeerdoeleinden. Verder door op deze kampeerterreinen maar een ge ringe bevolkingsdichtheid toe te laten en verder door de prijzen voor het verblijf daar duidelijk hoger te stellen dan elders. (Men zou dit ten dele ook kunnen bereiken door de hoofdverkeersweg door Zeeland te laten zoals hij is, want deze weg laat nu eenmaal maar een beperkt 4) J. K. Galbraith, I.e. p. 39. 239

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1965 | | pagina 3