Op vele Zeeuwse dorpen bestond oudtijds een z.g. mussengilde, welks leden zich
verplichtten, aan de activiteiten der schadelijke gasten zoveel mogelijk afbreuk te
doen door het uithalen der nesten, het doden van oude en jonge vogels. Hiervoor
werd een kleine premie uitgeloofd en soms verwierf hij, die twee jaar achtereen het
record hield, een fraai schild. Op onze afbeelding zien we de platen van de koning
en de keizer te 's-Heer-Arendskerke (Z.-Bev.). De attributen van slagkooi, knip en
vangst werden op zulk een schild kunstig gegraveerd. De afgebeelde exemplaren
worden in het Arnhemse Openluchtmuseum bewaard.
ook kennen we een Italiaanse tak e.v.a. geogra
fische rassen. Maar onze eigen huismus is een stam,
die zich ten tijde van de grote volksverhuizingen
west- en noordwaarts verbreidde, zelfs tot de hui
dige dag toe. Hij schenkt ons het typische voor
beeld van een levend wezen, dat de cultuursteppe
volgt, evenals de hamster, de veld- en kuifleeuwe
rik, om niet te spreken van menig ander schepsel,
dat de mens van het morgen- naar het avondland
heeft versleept. Want naar het westen, de dalende
zon in het oog, trok de mensheid duizenden jaren
en westwaarts reist een stroom van viervoeters,
vogels, insekten en planten in haar gevolg. De
weegbree kwam wantrouwend door de rode
zoon der savanne en prairie aanschouwd naar
Amerika en hij noemde haar „de voetstap van
de blanke", uit de poesta van Podolië sleepten
legertrossen met de paardenfourage veel onkrui
den naar verre landen en in 1812 deden dit de
kozakken. Met de zigeuners verscheen het vergiftige
bilzenkruid, de korenbloem, de papaver (door de
moderne zaadteelt en zaadhandel kwalijk geduld)
en de ridderspoorvreemde verschijningen op Ne
derlandse bodem. Wat hebben ook de kruisvaar
ders niet aan goed en kwaad in flora en fauna
meegebracht. Bovendien heeft de mens veel ge
dierte met een bepaald doel verplant; vooral de
oude zeelui bevolkten eenzame eilanden met klein
vee, opdat eventuele schipbreukelingen niet van
honger behoefden om te komen, maar ook deed
men hef uit aardigheid of sentimentaliteit; de emi
granten zagen in de vreemdelingschap graag de
schepselen uit het vaderland en zo werd ook de
mus er tot erf- en akkergenoot, ja, zolang er paar
den waren in de steden, drong hij ook daar door.
Overal werd hem het burgerrecht verleend; uit
Groot-Brittannië voerde men hem anno 1850 N.
Amerika in, waar hij nog altoos „English sparrow"
heef. Het waren om te beginnen slechts acht paar
tjes, die in Brooklyn werden vrijgelaten. Men ver
nam evenwel niets van het wedervaren dezer pio
niers en daarom liet men vier jaar later een groter
aantal los, thans in Canada en met meer resultaat.
Ze genoten in de aanvang zelfs wettelijke bescher
ming, doch de vreugde over dé acclimatisering
bleek van korte duur; er werd in de granen al
spoedig zóveel schade aangericht, dat er een pre
mie op ingeleverde mussekoppen werd gesteld. De
vruchtbaarheid leek in de U.S.A. nog groter dan in
de Oude Wereld: in twee jaar ving één enkel per
soon te Indianapolis 40.000 mussen. Soortgelijke
ervaringen deed men in Zuid-Afrika, Australië en
N. Zeeland op, waarheen eveneens vogels werden
geëmigreerd; twee jongens bemachtigden er op
een farm in Oakland binnen een paar dagen plm.
1900. Er werd terecht van een mussenplaag ge
sproken en allerhande verordeningen moesten uit
gevaardigd ter bestrijding van het kwaad.
Zeeuwse Mussengilden
Ook in Nederland weert men zich reeds sinds jaar
en dag door paal en perk te stellen aan schade
en overlast, zonder te kunnen merken, dat het veel
helpt. Want mussen weten zich onder alle om
standigheden goed aan te passen en hebben voorts
drie- a viermaal 's jaars jongen (5 a 7 per broed
sel), beginnend in maart en eindigend in 't laatst
van augustus, dus dan weet ge het wel. Winter en
zomer weten deze dieren zich te redden, zijn voor
zichtig in handel en wandel, komen niet licht in de
klepkooi en weten precies een man met een ge
weer van een arbeider te onderscheiden. Is het
249