M ussen in het koren A. B. Wigman Wij zaaien niet Wij maaien niet Wij teren op de boer Als 't koren in de halmen schiet Verschaft heel 't land ons voer Vondel Uilenspiegel beklaagde er zich volgens het oude volksverhaal over, dat hij geen vrienden had, „maar ik maak het er ook naar", voegde hij er verzuchtend aan toe. Zo gaat het ook met de huis mus; nauwelijks één andere vogel wordt met zulk een geringe toegenegenheid bejegend, om van enige waardering niet eens te spreken. Boer en hovenier, fruit- en groentekweker, liefhebber-tui nier, bloemist en boomgaardbezitter allen be kijken de mus met een scheel oog en zijn er door gaans moeilijk van te overtuigen, dat hij tegenover land- en tuinbouw ook wel indifferent, ja zelfs van nut kan wezen; eerlijk is eerlijk. We zien hem in onze eigen border dag-in dag-uit de bladluizen van de rozen zoeken, achter vlinders en kevertjes aanfladderen, soms jaagt hij op mei kevers en zolang de jongen nog onbeholpen zijn, voert hij ze met weekhuidige insekten en daar prijzen we hem om, doch later verwisselt hij hun menu helaas met melkrijpe graankorrels; dat is natuurlijk in onze ogen weer minder mooi. Overi gens tonen de mussen zich echte alleseters, die aan niet al te hard, melig koren en zaden de voorkeur geven. Klaver- en bietenzaad, idem van bomen en verder tot verdriet van de hovenier knoppen, die wegens het sap nauwelijks voor insekten worden aangevreten; derhalve wordt de voorkeur aan bloemknoppen geschonken. Verzot zijn deze lastige klanten voorts op zoet, sappig ooft als kersen, aardbeien en frambozen, terwijl bovendien grotere vruchten worden aangehakt. Ge ziet het: de huismussen maken het er naar, dat ze zich in zo weinig vriendschap mogen verheugen en dit is vooral in Zeeland, met zijn intensieve graanbouw, van ouder op ouder zo geweest. Geen mens kijkt een mus zo te zeggen aan en toch is hij een figuur van importantie, uit wiens levensloop stellig het een en ander in dit tijdschrift mag worden verteld, want zelden valt hem die eer te beurt. Toch wordt er in de bijbel al waarderend over gesproken en tegelijk ervaren we uit de evange liën, dat een mus feitelijk niets waard was, want werden er niet twee voor één penning verkocht en kreeg men er voor twee penningen zelfs niet één toe? In het oude Israël kwamen ze bij rissen ter markt. En verder lezen wij in de bekende gelijkenis dat de vogels des hemels niet zaaien noch maaien of in de schuren verzamelen en nochtans worden ze gevoed. We hebben op school en catechisatie vroeger weieens moeite gehad met deze tekst, die tot zor geloosheid schijnt aan te sporen, maar weten nu door de uitleg in een der boeken van prof. dr. A. v. Veldhuizen, dat als de dieren, die van geen veldarbeid weten, toch door hoger hand worden onderhouden, des te meer voor ons wordt gezorgd, die wèl een taak hebben en gesteld zijn in het zweet dés aanschijns ons brood te verdienen. In het spoor van de mens De geschiedenis van de verbreiding der huismussen in het avondland is merkwaardig en leerzaam. Hun geslacht bewoonde oorspronkelijk de landen die golden als het vaderland der goede weidegrassen, nl. Mesopotamië, Koerdistan en Noord-Perzië. Van daaruit heeft het zich allengs over drie wegen west waarts bewogen; ten eerste in oeroude tijden met de landbouwende volken, die zich in delen van Klein-Azië, Egypte en als Phoeniciërs in het noor den van Afrika (de rijke korenschuren der Romei nen) vestigden en van daar naar Spanje en Sicilië trokken. Dit was een Egyptische-Phoenicische soort, Huismussen; op de voorgrond het mannetje 248

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1965 | | pagina 12