STENOGRAMMEN neerkijkend over de bootrand zie ik de afgrond van de hemel en mijzelf middenin zwevend vleugel om vleugel wimprend gevouwen paren twee vlinders eeuwenlang in hun leven van één dag de zon is ondergegaan; de kleine zon der margrieten gaat stralend op de eerste merelroep en alle stammen in het winterse bos worden doorschijnend van voorjaar de volle zomer knistert over de aarde- tot een haarscheur in het glas van de hemel ons waarschuwt: de herfst komt de zomer neemt af; donkerder wordt het lover dieper glanzen de vruchten de rode trossen der lijsterbes: vuren, die de herfst al ontsteekt in midden-Augustus de cirkelzaag vreet zich in hout en hart: het wordt winter van minuut tot minuut stijgt uit het diep van de vijver een visje omhoog en schenkt in ruil voor een mondvul lucht ons een parel WILLEM ENZINCK 247

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1965 | | pagina 11