STENOGRAMMEN
neerkijkend
over de bootrand
zie ik de afgrond
van de hemel
en mijzelf
middenin
zwevend
vleugel
om vleugel
wimprend gevouwen
paren twee vlinders
eeuwenlang
in hun leven
van één dag
de zon is ondergegaan;
de kleine zon
der margrieten
gaat stralend op
de eerste merelroep
en alle stammen
in het winterse bos
worden doorschijnend
van voorjaar
de volle zomer knistert
over de aarde-
tot een haarscheur
in het glas van de hemel
ons waarschuwt:
de herfst komt
de zomer
neemt af;
donkerder
wordt het lover
dieper
glanzen de vruchten
de rode trossen
der lijsterbes:
vuren, die de herfst
al ontsteekt
in midden-Augustus
de cirkelzaag
vreet zich
in hout en hart:
het wordt winter
van minuut
tot minuut
stijgt uit het diep
van de vijver
een visje omhoog
en schenkt
in ruil voor
een mondvul lucht
ons een parel
WILLEM ENZINCK
247