Zu
GEMEENTEGRENZEN OR
Een pleidooi voor
verwijdering
door F. j. Burger
Jk heb hier een lijst voor mij en daar ziet men uit, dat in het kleine Zeeland 42 ge
meenten zijn met een bevolking beneden de 1000 zielen; o.a. vond ik er één van 328 en
één van 352 inwoners. Dat noemt men nu gemeenten en daarvoor heeft men de Gemeente
wet gemaakt. Ik protesteer tegen dit gebrek aan actie
Met deze woorden fulmineerde in 1884 het kamerlid Van Eek tegen het beleid van de re
gering op het stuk van de „vereniging van gemeenten".
Driekwart eeuw later schrijven de gedeputeerde staten van Zeeland in hun voorstel tot ge
meentelijke herindeling van Walcheren in nagenoeg dezelfde trant: „van de 121 gemeenten
in ons land met minder dan 1500 inwoners zijn er 42 in Zeeland". En met het Provinciaal
blad no. 11 van 1960 in de hand zou men hieraan kunnen toevoegen: „o.a. één van 194 en
één van 297 inwoners".
Sinds 1884 zijn de maatschappelijke veranderingen
enorm te noemen, maar het is een feit dat de ge
meenten als gebiedscorporaties vrijwel dezelfde om
vang hebben behouden, terwijl hun taak sterk in be
tekenis toenam.
Thans begint het er naar uit te zien dat de uitval van
de geachte afgevaardigde Van Eek een respons krijgt.
In snelle opeenvolging zijn wij in Zeeland binnen een
decennium geconfronteerd met plannen tot verandering
van gemeentegrenzen op Schouwen-Duiveland, Wal
cheren, West-Zeeuwsch-Vlaanderen en Zuid-Beveland.
De begrippen „annexatie", „opheffing", „samenvoe
ging", „bestuurskracht" etc. zijn zoetjesaan gemeen
goed in het bestuurdersjargon geworden en het gemak
waarmede met de daaraan verbonden materie wordt
omgesprongen zou soms de indruk wekken dat het hier
uitsluitend gaat om een verandering van leefwijze of
een bocht in het beleid. In feite betekent echter de
systematisch doorgevoerde grenswijzigingsoperatie een
sanering, die een keerpunt, een heroriëntatie inhoudt,
althans beschouwd vanuit het standpunt van het open
baar bestuur. De wijze waarop de plannen tot grens
wijziging worden ontvangen, geven niet altijd de indruk
dat dit aspect voldoende wordt onderkend.
Aan de andere kant zou de systematiek, die aan de
gehele operatie ten grondslag ligt een gevaar kunnen
betekenen voor het ontstaan van een eenzijdig patroon,
waarbij aan de specifieke eisen van elk deel van de
provincie wordt voorbij gegaan. Immers men kan zich
voorstellen dat de arbeid van de gedeputeerde staten
op het gebied van de wijziging van gemeentegrenzen
langzamerhand „trained labour" is geworden en serie
werk is dan niet uitgesloten. Het recente voorstel tot
verandering van gemeentegrenzen op Zuid-Beveland
heeft echter duidelijk in het licht gesteld, dat het ge
schetste gevaar niet te duchten valt.
Vergeleken met het grenswijzigingsvoorstel aangaande
Walcheren treedt een duidelijk verschil in de conceptie
van de lokale bestuurseenheden naar voren. De uit
gangspunten bleven nagenoeg gelijk, maar de uitwer
king van de doelstellingen leverde een gans ander
resultaat op.
Weliswaar wordt op hetzelfde aambeeld gehamerd en
de moker van de bestuurskracht blijft het grote aanvals
wapen, maar het smeedwerk dat tevoorschijn komt
verschilt in structuur en omvang.
160