uitgeput is het niet. We passeren de hinkelbanen, de periodiek weer opduikende diabolo, de eierverzameling en wat daaraan annex is, het slootjespringen met de polsstok aan de brede sloten bij de oude Middelburgse haven, de tuin van den zee-officier de Bats zijn zoontje Henri zat een blauwe Maandag in de klas waar we letterlijk alles mochten en dit beloonden door er een fort te scheppen met een ingewikkeld loop- gravenstelsel eromheen, zoals nadien niet meer is gezien, we passeren de ocarino, de mondharmonika, de mirlitons en de andere dergelijke muziekinstrumen ten, we passeren Morks en het klakkeren en ook de springkikkers, die je maakte van telnotendoppen, een snaar, een lucifertje en een beetje schoenpik en die in de klasse nooit ofte nimmer een eigenaar hadden. We passeren eventjes niet helemaal het schemeren bij het blokkenvuur 's avonds vóór de lamp opging; schemeren was toen nog een instelling, het aansteken van de petroleumlamp was een vrij omslachtige ope ratie, die men maar niet zo lichtvaardig begon, en onze moeders moesten véél zuiniger doen dan wij in deze gedachteloze tijden nog kunnen begrijpen. En daar zat je dan in het kachelschijnsel, je moest je toch bezig houden, je moest wat doèn, voor de contem platie waren we nog volkomen ongevoelig. Dan speel de je b.v. van ,,lk ga naar Dordt om een pannetje gort, heb je niks te belasten? Ja en nee en wit en zwart mag je niet zeggen" en dan volgde er een listig schermutselen, waarbij de Dordtganger zich alles per mitteren mocht om zijn tegenstander een verboden woord te ontfutselen. Zo was er ook ,,ikzie ikzie wat jièniezietl", één noemt de kleur van een voorwerp in de kamer en de anderen moeten raden welk ding is bedoeld een bron van haarkloverijen inzake kleur- nuanceringen zonder end. Meestal ontaardde zoiets in een sollen met de jongeren, die niet op konden tegen de geraffineerder groteren; jonger broertje wezen was geen sinecure. Zingen? Néén, dat probeerden je ou ders wel, maar al heel gauw weigerde je dat daar was je toch zeker te groot voor! Het schemeren werd maar matig gewaardeerd. Het licht op, dat was een opluchting! En de meisjes? Ik weet het niet. Bikkelen, hinkelen, ,,kassebal" en touwtjespringen, Marionse Marionette, zakdoekje leggen niemand zeggen en nog zo wat meer heb ik niet gemerkt. Jongetjes zijn nog zo blind. Soms, héél even, breekt er iets door, maar dan sluit het zich weer. Een der eerste doorbrekingen: we gaan picknicken bij de Stenen Tafel, maar we zijn er nog niet, het is nog maar in het bos van Hoogduin, er schijnt wat zon door het gebladerte hier en daar. Toch is het er koel en stil. Groot is het er. Christientje en ik lopen voorop, hand in hand, we hebben de veilig heid in den rug, we zijn nog maar zes. De veiligheid, dat is Christientjes moeder en haar schoonzuster, waar iets geheimzinnigs mee is. Ze heet „mevrouw van Ber- lekom" en de mensen zeggen dat ze „socialist" is. Wat dat is, weet je niet, iets ernstigs wel, maar ze is toch erg aardig. Christientje en ik lopen met slingerende handen en we zingen een liedje, dat haar moeder ons geleerd heeft, het is frans en we vinden dat nogal gewichtig: toujourslala, toujourslala, soyons fidèles, soyons fidèles, toujours! Het is een glashelder moment. Van de rest van de tocht weet ik niets meer. Zes jaar later ontmoeten we elkaar weer, op het hoekje van Scheele's bosje, we weten nu heel goed wat we ge zongen hebben. We zien elkaar aan, we zeggen ,,dag!" en blozen dat was het einde. Ze had een gemilli meterd, donker kopje, op haar zesde, die Christientje. Domburg, Januari '64 Ten profijte van het zuidelijk deel van zijn Rijk deed koning Willem I het Kanaal van Terneuzen naar Gent graven. Men sprak van wenselijkheid en verwachting en besloot te beginnen; de term infrastructuur kwam bij dit alles nog niet te pas. Sommige waterwegen die de koning-koopman liet aanleggen hebben in de honderdveertig jaar sindsdien aan betekenis ingeboet, het Kanaal naar Gent daarentegen is er een van voortdurend groeiende importantie, niet alleen voor de Belgen, ook voor Zeeuwsch-Vlaanderen. Met gigantische middelen wordt de waterweg verbreed. De foto: braakliggende grond in het kanaalplan bij Terneuzen. Foto Wim Riemens 170

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1964 | | pagina 18