NARCISSUS - NARCIS
I
„Jongen,
straks val je in de rivier!"
Onder water is een roos
en in de roos een andere rivier.
„Kijk eens, die vogel! Kijk,
een mooie, goudgele vogel!"
Mijn ogen zijn gezonken
diep in het water.
„Mijn Godl
Hij glijdt uit! Jongen!"
En in de roos ben ik zelf.
Toen hij in het water zonk
begreep ik. Ik leg niet uit.
II
Narcis.
Je geur.
En de bodem van de rivier.
Ik wil bij je blijven.
Bloem der liefde.
Narcis.
Door je lichte ogen glijden
golven en slapende vissen.
Vogels en vlinders dansen
lichtjes in de mijne.
Je lijkt zo klein naast mij.
Bloem der liefde.
Narcis.
De kikkers hoe vlug zijn ze
verschuiven telkens even
de spiegel waarin weerkaatst
jouw extase en mijn extase.
Narcis.
Mijn verdriet.
Mijn eigen verdriet.
FEDERICO GARCIA LORCA
100