En cfaar liep ik dan, tussen de duinen door, naar het strand. Er was nog niemand te zien, zelfs geen vogels. Wat zou ik doen? Met de wind mee naar Oranjezon of tegen de wind in naar het Veerse Meer? Het laatste maar, want dan zou ik in ieder geval op de terugweg de wind mee hebben. De moderne mens zoekt de een zaamheid en de stilte, zeggen de psychologen, maar daar was het nu blijkbaar nog te vroeg voor. Enfin, nog even de dijk op die van het Veersche Gat het Veerse Meer gemaakt heeft, en dan weer terug. Ik schep even adem in de luwte van de dijk, vlieg in één ren naar boven en overzie dan, als een veldheer van een hoge heuveltop, een leger. Een leger vissers, van Noord-Beveland af tot aan de werkhaven voor Veere. Mannetje aan mannetje, met een tussenruimte van niet meer dan vijf meter. Ze staan te blauwbekken achter hun hengels, ze zitten weggedoken voor de wind achter hun grote paraplu's, die eens blauw geweest zijn, ze staan met hun bonkige ruggen naar de wind gekeerd als beesten in de wei en sommigen zijn in hun auto's gekropen en loeren vandaar naar het buigen van de hengeltop of ze luisteren naar het rinkelen van het belletje. En die auto's hebben allemaal witte nummerborden met rode letters, want het zijn Belgen. Het zijn Belgen, die bij nacht en ontij op stap gegaan zijn om hier te vissen. Er staan luxe auto's met veel chroom en staartvinnen, statussymbool van onze zuiderburen, er zijn gedeukte volkswagenbusjes, tourbussen en oude vrachtwagens. En ze komen overal vandaan. En zijn enkele individualisten bij (vrouw, kinderen en bonma zitten doorgaans in de auto te lezen of te breien), groepjes gezworen kameraden en voor de rest complete vis verenigingen: de Leievissers uit Kortrijk, de Ijzervreters uit Ramskapelle, het Vosje uit Dendermonde en de Zondagsvrienden uit Lokeren. Sommige verenigingen hebben de clubvlag in de glooiing geplant, want er wordt een viswedstrijd gehouden en de voorzitter heeft in de bus een extra koffertje staan met bekers en medailles. En ze vangen, want daar zijn ze per slot van rekening voor gekomen. Aan de lopende band worden de botjes en de scholletjes opgedraaid; niet groot, maar lekker dik. En de platvis uit het Veerse Meer smaakt best volgens de kenners, minstens even goed als de Thoolse bot. En die staat er om bekend. Er is geen provincie die zoveel kilometers kust heeft als Zeeland, en overal wordt gevist. Rij op een kleumerige, regenachtige zondag maar eens onderlangs de buitendijken van de Bevelanden. Je komt geen sterveling tegen, maar op sommige plaatsen, bij een trapje, bij een haventje, bij een uitwatering, een strekdam of een paalhoofd zie je plotseling een paar auto's staan en een handjevol brommers. Daar zijn ze dan, soms bij vijf graden vorst. Dan ligt de vangst als diepvries vis aan hun voeten en moeten ze de wormen, voordat ze ze aan de haak slaan even in de hand houden om ze te laten ontdooien. Dat zijn onze ware broeders in Petrus. Kom naar Zeeland en vis. Dat is tegenwoordig een extra aansporing om de vakantie in Zeeland door te brengen. De romantische ruïnes langs de Rijn, het hoogtepunt van reislust en ondernemingsgeest van onze voor ouders, bekijken we op een lang week-end, Parijs en de Loire zijn goed voor de Pinksteren en van alle be roemde plekjes en gebouwen die onder onze vakantieradius vallen hebben we de dia's genummerd en alfabetisch gerangschikt in de kast staan. De kilometervreters hebben ontdekt dat je, hoe ver je ook gaat, altijd op een zeker ogenblik aan de Middellandse Zee terecht komt, en dan kun je beslist niet verder. En daarom zoeken velen het wat dichter bij huis: de duinen, het strand en de zee. En we nemen de hengels mee, want sinds de doktoren hebben gezegd dat vissen de zenuwen tot rust brengt, is het aantal vissers verdubbeld. Zo stromen ze Zeeland binnen, 's zomers en de Zeeuwen houden er rekening mee. Overal langs de wegen staan richtingaanwijzers en bordjes met: voor pieren driehonderd meter links, bij Flipse. (Merkwaardig, dat op zulke bordjes de s altijd omgekeerd staat). Die pieren zijn dan de zeewormen of leeglopers, die voor heel wat ondernemende lieden een goede bron van inkomsten zijn geworden. Ze worden op de slikken gespit voor een gulden de honderd en ze worden verkocht voor drie cent het stuk. Ze gaan bij duizenden de deur uit en ze worden zelfs met wat zaagsel en zeewier keurig in kartonnen doosjes verpakt door de bode op de kampeerterreinen en aan de pensions afgeleverd. Natuurlijk er zijn stranden waar een stille strijd gevoerd wordt tussen de vissers en de zwemmers om het bezit van een strook zeewater. Een flinke kilometer ten westen van Renesse loopt een zandbank loodrecht op de kust. Een uurtje voor laag water kun je er op komen, de stroom schuurt er langs en er zit paling. Zwem men kun je daar niet, want aan een stuk door klinkt het gefluit van de paternosters die in zee gezwiept worden, veertig meter, vijftig, en de vissers met zwaar materiaal komen zo tegen de honderd meter. Aan het uiteinde van hun lijn zit een stuk lood van een ons en een stuk of vijf haken. Zelfs voor erg enthousiaste zwemmers zijn dat redenen genoeg om een flink stuk uit de buurt te blijven. Daar wordt in het seizoen iedere dag met veel overgave gevist. Een man of veertig staat er doorgaans wel. En er is altijd een ruime publieke belangstelling, want er wordt over het algemeen aardig gevangen. Bovendien is de paling, de lichtgroene zeepaling uit het Brouwershavensche Gat bijzonder vechtlustig. Dan krijgt een hengeltop een paar flinke, ferme rukken en de visser komt in aktie. En net als hij denkt dat de paling hangt" en hij begint met het binnendraaien van de buit, dan komen ook zijn linker en rechter buurman in beweging, want de paling, in zijn uiterste nood, schiet naar links en naar rechts, kronkelt en draait drie vislijnen onuitwar- baar in elkaar, hapt in zijn gulzigheid nog een tweede haak naar binnen en wordt zo door drie man gevangen. En wie zal hem mee naar huis nemen? Dat zou koning Salomon zelfs niet hebben durven zeggen. Natuurlijk, er zijn ook in Zeeland plekjes, waar het soms krioelt van de vissers. Vooral bij de nationale en internationale viswedstrijden. Dan staan er op de dijk tussen Nummer Een en Hoofdplaat meer mensen dan anders in een jaar tijd. Maar wie rust zoekt en stilte, die kan hier altijd nog terecht, want er zijn kilometers strand en onafzienbare stukken dijk, waar men alleen kan zijn, met een paar vrienden, de zee, de lucht, de zon misschien, een groepje strandvogels, en op de dijken een paar schapen. Alleen, met Zeeland. Ook in het volle seizoen. 94

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1964 | | pagina 18