in het 'jaar 1666, toen De Labadie gevraagd
werd de Confessio Belgica (Ned. Geloofs
belijdenis) te ondertekenen, hetgeen met
alle nieuwe predikanten het geval was.
Door nu eens van de vergaderingen weg
te blijven en dan weer bezwaren te oppe
ren tegen de aan hem ter ondertekening
voorgelegde tekst, wist De Labadie de
ondertekening anderhalf jaar uit te stellen,
niet zonder daarbij het misnoegen van
meerdere synodeleden op te wekken.
2. Vrij heftig werd geprotesteerd tegen de
meningen van De Labadie aangaande de
wederkomst van Christus c.q. het duizend
jarig rijk. In verschillende geschriften
dienaangaande liet De Labadie zich daar
over niet op gelijke wijze uit. Enerzijds
sprak hij van een niet-zichtbare weder
komst van Christus, anderzijds meende hij,
waarschijnlijk onder invloed van leringen
van Comenius, dat de zichtbare lichame
lijke wederkomst heel nabij was. De La
badie was er van overtuigd, dat men zich
bevond aan de vooravond van grote ge
beurtenissen.
De classis-vergadering van Amsterdam,
gehouden op 29 september 1666, was van
mening hoewel m.i. deze „leringen" van
De Labadie beslist niet zo revolutionair
zijn dat deze leer niet meer verkondigd
mocht worden, waartoe aan Zierikzee
werd opgedragen een waakzaam oog te
houden op Middelburg, terwijl Zierikzee
op de komende synode-vergadering ver
slag zou uitbrengen over haar bevindingen.
3. Op de synode-vergadering te Leiden, ge
houden op 14 september 1667, werden drie
klachten tegen De Labadie ingediend. De
Labadie was niet verschenen, hetgeen
woordbreuk van zijn kant betekende, aan
gezien hij op de synode-vergadering te
Amsterdam toegezegd had op de volgende
vergadering aanwezig te zullen zijn om
de geloofsbelijdenis te ondertekenen, het
geen toen nog steeds niet geschied was.
De voornaamste der ingebrachte bezwaren
waren:
a. De Labadie verbreidde een vreemde leer,
gaf ongeoorloofd theologische tractaten uit
(als predikant diende men elk uit te geven
theologisch boek aan de censuur te onder
werpen), terwijl hij bovendien één van zijn
collega's te Middelburg nl. ds. Du Moulin
wegens onzedelijk gedrag van het Avond
maal had uitgesloten.
b. De Labadie had een boek laten verschijnen,
getiteld: „Le Héraut Du Grand Roy Jé-
sus aangaande de wederkomst van
Christus, en daarmee de synodebepalingen
overtreden.
c. vanaf de kansel waren door De Labadie
beledigende woorden gesproken aan het adres
van de synode en haar leden.
Hoewel deze bezwaren alle ontvankelijk ver
klaard werden, is deze vergadering niet tot
schorsing van De Labadie overgegaan met het
oog op de rijke gaven, die De Labadie bezat en
de stichting, die bij een wijs gebruik van die
gaven daarvan kon uitgaan, alsmede met het
oog op zijn gemeente.
Wel geschiedde dit op de classis-vergadering
te Vlissingen, gehouden 10 oktober 1667, maar
dank zij bemiddeling van de pensionaris De
Huybert werd op de synode-vergadering te
Vlissingen, gehouden van 18 april tot 2 mei
1668, een compromis bereikt, waarbij alle eerder
tegen De Labadie genomen besluiten werden
herroepen.
4. Van ingrijpende betekenis voor de verdere
loop der gebeurtenissen is geweest het con
flict, dat ontstaan is tussen De Labadie en
zijn ambtgenoot Wolzogen. Aanleiding
hiertoe was het verschijnen van een boek
van de hand van de Amsterdamse arts
Ludwig Meyer, getiteld: „Philosophia
Sacrae Scripturae interpres" (de filoso
fie uitlegster van de Heilige Schrift).
Dit boek was sterk Cartesiaans getint en
lokte dan ook felle kritiek uit. Verschil
lende pennen kwamen tegen dit boek in
beweging, o.a. die van Wolzogen, die zijn
„De scripturarum interprete" (over de
uitlegster der Schriftenliet verschijnen.
Tot schrik van meerderen bleek echter,
dat het boek van Wolzogen niet zozeer
een weerlegging, als wel een apologie van
het boek van Meyer was.
Op de synode te Naarden (5 tot 15 septem
ber 1668deed zich deze merkwaardige si
tuatie voor: er moest verslag worden uit
gebracht over de betrouwbaarheid van
twee boeken en wel van twee volslagen
tegenstanders: De Labadie en Wolzogen.
De Labadie was om zijn boek „Le Hê-
88