7 t /_- ibo - Holoceen öoooo eooooVe ~J2,oo a tyoc Pleistoceen -/Soc Ct 2a. oo - 2o, oo - 25. oo 2SoO Ct 2/Opyo Mioceen Fig. 2. CV V VVV VW V V V V VVV w vc- IVW VC vvw WW wv/w w^/ XX* XXX XXXXXX XXX X X XX x x XX. Jonge zeeklei Veen Oude wadklei en oud wadzand Afzetting van Vlissingen (plaatselijk) Afzetting van Halsteren Icenien Poederlien Boven-mioceen vaarthoogte van de brug kan dan beperkt blijven tot b.v. 10 m met een hoofdoverspanning welke een wat grotere vrije doorvaarthoogte heeft. Het geulen en bankenstelsel behoeft niet vastgelegd te worden omdat de schepen met grote diepgang gebruik maken van de geul boven de tunnel. Het scheep vaartverkeer ondervindt geen hinder van de oever verbinding. Het grondverzet voor de tunnel wordt kleiner en de kosten voor de ventilatie eveneens. Als men de „brug" wegens de grote nadelen die er aan verbonden zijn buiten beschouwing laat, dan moet nog een keuze worden gemaakt uit „tunnel" en „combinatie". Uit het bovenstaande blijkt, dat deze keuze hoofdzakelijk bepaald zal worden door de kosten van beide projecten. Het rapport maakt dan ook geen keuze, maar werkt beide oplossingen schematisch uit, om daar mee de technische uitvoerbaarheid aan te tonen. DE GEZONKEN TUNNEL Waf de hydrografische omstandigheden betreft zijn bij het maken van de tracé-keuze van belang: 1. een zo gering mogelijke diepte van de geu len in verband met de funderingsdiepte en dus de lengte van de tunnel. 2. een zo gelijkmatig mogelijk verlopende diep te om het grondverzet zo klein mogelijk te houden. Fig. 3. rapport niet woordelijk gezegd, het feit dat type a, de brug, niet wordt uitgewerkt, wil zeggen dat aan deze verbindingsmogelijkheid te veel nadelen ver bonden zijn en dat ze niet voor uitvoering in aan merking komt. De voordelen van een brug zijn o.a.: de uitvoering is minder gecompliceerd dan van een tunnel; er zijn geen aanleg- en exploitatiekosten voor ven tilatie en de aanleg- en exploitatiekosten voor de verlichting zijn geringer dan die van een tunnel. De nadelen zijn sprekender; een brug zou een vrije doorvaarthoogte moeten hebben van onge veer 70 m, wat hoge pijlers en lange opritten met zich meebrengt; het geulenstelsel aan weerszijden van de brug moet worden vastgelegd om te ga randeren dat de diepste geul ter plaatse van de hoofdoverspanning stabiel blijft; de onderhouds kosten van een brug zullen hoger liggen dan van een tunnel; bij mist en andere ongunstige omstan digheden zal het scheepvaartverkeer veel hinder ondervinden. Voor een tunnel gelden al deze nadelen niet. Het grootste nadeel van een tunnel zal zijn, dat de uitvoering sterk beïnvloed zal worden door de weersomstandigheden. Verder dat het grondverzet bij een gezonken tunnel aanzienlijk zal zijn en dat de aanleg- en exploitatiekosten voor de ventilatie hoog zullen liggen. Nu ligt de derde oplossing, de combinatie van een brug en een tunnel, voor de hand. De vrije door- IVZZKLARINO yczrz nez'/z'rj

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1964 | | pagina 3