DE BETOVERING HANS WARREN Zwarte zwaluw in de woestijn, witte tortel aan de waterkant, wanneer je terugtrekt naar mijn land: op mijn binnenplaats staat een boom, schuil in zijn kruin, dan zul je zien een jonge vrouw, die de mijne was. Zeg haar: ze kan terug naar 't klooster, ze kan een andere man nemen, ze kan haar kleren zwart verven. Op mij wachten moet zij niet meer, want ik kom nimmer terug. Men heeft mij opnieuw laten trouwen hier in het Armeense land. De vrouw die men mij gaf is de dochter van een heks. Zij behekst de sterren en het hele uitspansel. Ze behekst de vogels: de vogels vliegen niet meer. Ze behekst de rivieren: de rivieren stromen niet meer. Ze behekst de oceaan: de oceaan golft niet meer. Ze behekst de schepen: de schepen varen niet meer. Ze behekst mij: ik keer niet meer naar huis. Ik ben nog niet op weg of sneeuw en regen vallen, doch draai ik me om dan straalt de zon op mij. ik zadel mijn paard: het werpt het zadel af. Ik steek mijn mes in mijn gordel: het springt terug. Ik schrijf een brief: de letters verdwijnen. (Grieks liedje, anoniem) 54

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1964 | | pagina 18