Ui/udy, aan Uan dtcdayen mj
Amice Van Schagen,
WAT heb je weer losgemaakt door over die
HBS in de St. Pieterstraat te beginnen? Dat
hij eigenlijk in de Sepierstraat stond, bleek
ik al meteen vergeten te zijn. Maar met wat ik me
wel herinner, zou ik zeer gemakkelijk een hele
jaargang van 'f Zeeuws Tijdschrift kunnen vullen.
Geen wonder. Niet alleen dat die school toen
zo'n overgroot deel van 't leven vulde, maar nu,
haast 50 jaar later, flitsen er door mijn dagen en
werk soms nóg vonkjes van Dr. Kooiman, Ome
Snijders, de juffrouwen Velthuys en Roldanus, hoog
verheven rector Dokkum, streng orakel Zimmerman
o ja!
Mijn Middelburgse schoolcarrière was uiterst veel
zijdig. Op mijn 11de jaar ging ik er naar het Gym
nasium, een werkelijk opzienbarend aantal aldaar
behaalde onvoldoendes joeg me er een half jaar
later weer vandaan en terug naar de Lagere School
van meneer Bakker, op mijn 12de betrad ik er de
HBS, vanwaar ik uit de vierde klas naar Den Haag
afreisde. In 1920. Dit zijn de feiten.
Maar wat zijn nu feiten? Wat betekenen ze? Je
schreef daar over je „Vertrokken Beeld". Maar het
is toch zeker allemaal Vertrokken Beeld, wat we
van de werkelijkheid hebben opgevangen en
vangen we vandaag de dag iets anders op? Heel
zeker weet ik, dat ik niet in de Latijnse School
Straat en niet in de Sepierstraat op school ben
geweest maar in de Mythologie. En zo was het
goed en daar ben ik dankbaar voor. Overheerlijk
heb ik gedwaald door een privé Zeeuws mytholo
gisch landschap en tussen mythologische wezens.
Ik heb niets echt begrepen van die schooltijd. Al
licht niet, want wat begrijp je als volwassen mens
nu, een halve eeuw later, van de mensen en de
toestanden? Wat loop je nu nóg te dwalen van
gezichtsbedrog tot gezichtsbedrog! Hoeveel meer
moet dat dan gelden voor een puber van 13, 14,
15! Eigenlijk denk ik: die heeft van de wereld nog
niet eens zoveel minder begrepen dan de man
van 57, 58, 59 die er uit groeide.
Mythologie! Dat was mijn liefste vak tijdens mijn
klassieke opleiding van V2 iaar/ toen ik er me nog
niet van bewust was, dat het een levenvervullend
vak zou blijven. Als ik terugdenk aan mijn 30
jaren Luchtvaart is er geen groot verschil tussen
wat ik me herinner of ooit in boeken opschreef
over mijn 20.000 vlieguren boven 5 werelddelen en
dat éne uur in de eerste gymnasium klas op een
donkere wintermiddag met gaslicht aan, waarin
rector Dokkum me voor het eerst de Griekse mythe
van Icarus deed meebeleven en waarin, misschien,
mijn leven wel zijn richting gekregen heeft.
Het is allemaal Beeld geweest, jeugdig, onbe
grepen Beeld. Alle vakken waren dat. De hele Ge
schiedenis, die ze me geleerd hebben, en allicht.
Want wat kan een schooljongen van 12 nu be
grijpen van een Willem van Oranje of een Vlis-
singer Michiel, als hem niets verteld wordt of ver
teld kan worden over diens persoonlijke leven, zijn
vrouwen, zijn erotiek, zijn ijdelheid, zijn geldzaken?
Wat is nu een beeld van de Franse Lodewijken
zonder de historie van hun minnaressen, van de
Watergeuzen zonder hun achtergrond, van een
Erasmus of Karei de Grote of Vondel zonder in
zicht in hun ware, volwassen beweegredenen? Of
wat voor een onzin-Scheikunde heb ik moeten
leren tussen Boudewijnskerke en Koudekerke, in die
stoomtram verwoed zittende blokken op atomen,
waarvan de wetenschap sindsdien niets heel ge
laten heeft! Hoe heb ik toen geprobeerd een Twee
van Roel te ontwijken terwijl Roel vandaag zelf
nog geen Eén zou krijgen voor de kennis, die hij
me toen verstrekt en van me geëist heeft
hij met zijn ondeelbare atomen.
En voor de rest was 't net zo. Mijn beeld van de
atomen of Vlissinger Michiel kan niet betrouw
baarder geweest zijn dan mijn voorstelling van
Juffrouw Velthuys, vergeleken met de vrouw die
zij écht was. Wat dacht Dr. Kooiman wérkelijk van
mijn verzen en opstellen in plaats van wat ik dacht
dat hij dacht? Wat kunnen mijn blaag-voorstellin
gen van „streng", „gemeen", „aardig" enzovoorts
te maken hebben gehad met de ware aard van
de personen voor de klas? Het is allemaal ge
zichtsbedrog geweest; vrijwel alle kennis, die ik op
school heb opgedaan, is in de loop van het latere
leven hopeloos ontoereikend, rechtuit misleidend,
bepaald onwaar of vroeger-verkeerd-begrepen ge
bleken, speciaal waar het 't begrip betrof van het
onderscheid tussen hoofdzaken en bijzaken, of de
mate van praktische bruikbaarheid.
Maar dat doet er bijzonder weinig toe.
Zeker is dit: als ik naar dat mythologisch tijdperk
van mijn Zeeuwse schoolgang terugkijk, zie ik het
onbegrip van toen niet als een nadeel en voel ik
me voor alles doordrongen van een besef van
erkentelijkheid. O, ik heb net als jij ook mijn ver
nederingen ondergaan. Nou! Die Dr. Kooiman heeft
me vlijmend sarcastisch als een altijd te laat den
kende Epimetheus voor de hele klas voor gek gezet
bij de mythe van Prometheus en over die drie
minuten in 1920 zal ik nawrokken tot ik sterf. Maar
in het algehele beeld spelen zulke pijnbankmomen
ten nog niet eens zo'n slechte rol. Roel moge mij
een scheikunde geleerd hebben die vandaag op
niets lijkt ik zie hem in glorie in zoete geuren
van zwavelwaterstof gehuld. Men moge mij in
Parijs in mijn eerste KLM jaren wat verwonderd
51