door een goede scheut van Eeden onder het pro
fessorale meel te mengen; toch bleef het alles erg
gebrekkig. Welbeschouwd zijn die eerste exercitiën
in het kerkelijk bassin nog zo gek niet; hier althans
kan het hart wèl meespelen. De ontvouwing uit
de wikkels der beschermende mythe mag best wat
geleidelijk gebeuren. Was het maar niet zo, dat
ze allemaal de monopolieke pretentie hebben, dat
hun bassin de zee zelve is, dat hun mythe eeuwig
en onveranderlijk gefixeerd staat en naar den let
ter moet worden genomen! De voordelen van het
begin slaan aldus later in nadeel om. Maar we
zouden het over de leraren hebben, niet?
Dan toch eerst nóg een kleine prelude: wat een
vertrokken beeld hebben we uit die jaren met ons
meegenomen van deze welwillende en ongetwijfeld
brave burgers! Voor wie wij waarschijnlijk niet
meer dan een dagelijkse routine betekenden ze
hadden wel méér aan het hoofd. Maar voor óns
betekenden ze het dagelijks avontuur. Een derge
lijke verhouding bevordert de juistheid der por
tretten niet. Hoe kunnen we iets zinnigs van hen
zeggen zonder sterke retouches? Maar is een por
tret van retoucheren ooit beter geworden? Zijn
spijt-portretten een eerlijke zaak? En zijn eerlijke
portretten niet altijd onaardig, onbarmhartig? Kij
ken we onze eigen portretten er maar op na
blijkt niet elke camera, als je scherp kijkt, een
candid camera? Wat zullen we doen: eerlijk on
aardig of liefjes oneerlijk? Zullen we maar alle
voornemens en uitgangspunten overboord gooien
en beginnen? Slechte portretten zullen het in elk
geval zijn, op zijn best een klein part van den ge
portretteerde en driekwart zelfportret van de on
gevormde jonge hond, die ze vormde. Eerst na
deze waarschuwing durf ik verder. Overigens
- och, ik wil niet liefjes doen, maar ze waren
soms toch wel erg aardig. Ze hebben me nogal
eens gespaard. Want ik weet niet, hoe dat
bij jou gegaan is, maar bij mij lijkt het wel eens,
of ik me, al opscheppende, van stommiteit op stom
miteit tuimelende, voortbewogen heb in die jaren.
Het doet me denken aan de biljartbal, die zijn
baantjes loopt over het groene laken, ogenschijn
lijk zo effen, zo glad, gestoten van band op band,
maar weetjewei, dat die bal zich dóódschaamt tel
kens weer dat keu of banden hem opnieuw aan
het verstand brengen, dat het een andere kant uit
moet met hem. Hij valt van de ene dwaling, van
de ene onzekerheid, in de andere. Fout op fout,
schaamte op schaamte, rood hoofd op rood hoofd,
zo moeten ze me vaak hebben zien rollen. Ze zwe
gen en wreven het je niet in. Daar heb je b.v. dat
geval met Borggreve. Borggreve dat was Frans.
Het waren prettige lessen. Later heb je wel ervaren,
dat hij ons een keurig Hollandse nettemensen-uit-
spraak had bijgebracht, en moest de Berlitz dat bij-
corrigeren, maar de spraakkunst, de thema's, de
vertalingen, de literatuur, de woordafleidingen, het
was alles zo helder, je dronk het makkelijk tot de
laatste druppel toe op. Hij merkte dat hij merkte
alles en hij waardeerde het. Ik was, geloof ik,
de enige, die de etymologische profusies, waarmee
hij het bord overdekte, allemaal opschreef, niet uit
bravigheid maar doodgewoon omdat het zo inte
ressant was. Het was een rustige, vriendelijke, eer
lijke man, die over het probleem orde waarschijn
lijk nooit gepiekerd heeft. De orde was er vanzelf,
hij boeide. Jaren later kwamen we hem nog eens
tegen, in gezelschap, op den Dam in Amsterdam
en zijn groet toen was iets om trots mee te wezen.
Hij was toen kennelijk mijn Italiaans vergeten. Op
een of andere rare manier het was nog maar
in 11B, nog volop in de jaren van geheimschriften
en wat dies méér zij had ik me in het hoofd
gezet, dat ik een soort Italiaans kon, en laat ik nu
summum van idioterie op een blind ogenblik
rustig een briefje in mijn agenda zitten kalken in
dat quasi geheim-italiaans, midden onder de les.
Natuurlijk ziet hij het. Hij komt naar mijn bank,
neemt de agenda op en leest is dat Italiaans?
vraagt hij. De donkerblozende stommert diep-
beneden liegt een woordeloze bevestiging. Hij legt
de agenda neer, gaat weer naar het bord en do
ceert verder, zonder een spier te vertrekken. Inci
dent gesloten. Zie, voor zoiets blijf je levenslang
dankbaar. Paedagogisch was het een kunstwerk;
ironisch zwijgen was genoeg.
Niet altijd ging het zo. Ze vergisten zich ook wel
eens. Er is b.v. die ontmoeting op de trap met
hm, het was een Vlissinger, die me altijd schaam
te aandeed over mijn geboortestad; dat afschuwe
lijk Vlissings-plat van zijn geluiden en dan ook nog
die Habsburgse kinnebak, hij beledigde me oor
en oog we hadden iets tegen elkaar, zoals
twee hondjes iets tegen elkaar kunnen hebben. Het
kwam tot een uitbarsting precies midden op de
trap van de tekenzaal naar het klasselokaal, daar
ontmoetten we elkaar en het werd een botsing,
die ons beiden verraste. Een degelijke flèr om zijn
kop was mijn aandeel in de krijgsverrichtingen.
Vraag me niet naar recht of schuld het feit was
daar eenvoudig opeens. En laten nu twee on
barmhartige ogen, twee ogen, die ik tóch al vrees
de, surveillerende onderaan de trap, het allemaal
precies hebben waargenomen. Het bezorgde me
een verdiend standje, waar ik niets op tegen had,
op zichzelf. Een middag terugkomen, een zestal
sommen, ik had het alles gelijkmoedig genomen;
die flèr was de peine waard geweest. Maar laat
ik nu, in plaats daarvan, het verwijt krijgen, dat ik
ze achter de elleboog had. Deze doorn heeft jaren
gezeten, misschien zit ze nóg wel misschien wel
in een niet meer uit te branden behoefte om het
tegendeel te demonstreren en dat dan telkens toch
weer vergeefs. Het is heel moeilijk, dergelijke din
gen te vergeven.
Een andere keer was diezelfde leraar veel aar
diger. Hij deed ons aan als een onaandoenlijk,
koud man, misschien volkomen ten onrechte, maar
zo leek het dan. Er was maar één moment, dat je
enige warmte in hem constateren kon, dat was als
hij een meetkundesfelling op het bord demonstreer
de, een bewijs leverde. Dan gloeide hij dermate
van wiskundige finesse, dat zijn hulplijnen van
loutere subtiliteit niet meer te zien waren voor
mijn ogen. Het klopte natuurlijk allemaal prachtig,
een hulplijn is iets bijzonder geraffineerds, dus dat
49