Overzicht van te gebruiken houtsoorten bij bosaanleg
Duin
Vlaams
Fluviatiel
District
District
District
„BODEM-AREAAL"
1
2
3
4
zomereik (Quercus robur)©
es (Fraxinus excelsior)
(J)
veldiep (Ulmus carpinifolia)
<r
esdoorn (Acer pseudo-platanus)
i
v
populieren (Populus nigra? en Populus cana
O
densis c.v.)
u
co
ruwe berk (Betula verrucosa)
lijsterbes (Sorbus aucuparia)
grauwe abeel (Populus
canescens)
zomereik (Quercus robur)
ruwe berk (Betula verrucosa)
hazelaar (Corylus avellana)
es (Fraxinus excelsior)
troskers (Prunus padus)
veldiep (Ulmus carpinifolia)©
O
esdoorn (Acer pseudo-platanus)
kardinaalsmuts (Euonymus europaeus)
vlier (Sambucus nigra)©
D
oc
zwarte els (Alnus glutinosa)
I
GO
triIpopulier (Populus tremula)©
lijsterbes (Sorbus aucuparia)
hulst (Ilex aquifolium)
tamme kastanje (Castanea sativa)
vuilboom (Frangula alnus)
gelderse roos (Viburnum
opulus)
veldesdoorn (Acer campestre)©
soorten, die relatief goed bestand zijn tegen de
invloed van de zeewind.
"fr soorten, waarvan in het plantsoenmengsel bij
aanleg meer dan 10 gebruikt kan worden.
soorten, waarvan in het plantsoenmengsel bij
aanleg bij voorkeur minder dan 10 gebruikt
moet worden.
Zeeuwsch-Vlaanderen, zand gemengd met klei in de
overgangszones naar de polders, en de zeekleigronden
in overig Zeeland. Vanzelfsprekend zijn er binnen
deze groepen allerlei gradaties naar slibgehalte, struc
tuur, chemische rijkdom, waterhuishouding etc.
Deze relatief kleine verschillen werken, voorzover mij
bekend, niet opvallend door in de kwalitatieve soorten
samenstelling van de bosvegetaties van Zeeland. Ver
moedelijk wél in de kwantitatieve samenstelling, waar
over helaas geen exacte gegevens bekend zijn.
Plantengeografisch beschouwd valt Zeeland uiteen in
drie delen: het Duindistrict, het Fluviatiele District en
het Vlaams District. Hiervan beslaat het Duindistrict
de zandgronden van de koppen der eilanden en van
West Zeeuwsch-Vlaanderen, terwijl het Vlaams District
enkele kleine gedeelten in zuidelijk Zeeuwsch-Vlaan
deren omvat. De rest van Zeeland hoort tot het Flu
viatiele District. Het is goed bij dit laatste op te merken
dat haar plantenwereld afkomstig is uit het stroom
gebied van de grote rivieren: Rijn, Maas en Schelde.
Het verschil tussen zeeklei en rivierklei blijkt hier min
der zwaar gewogen te hebben voor de vestiging en
verdere ontwikkeling van deze plantensoorten. Tot het
Duindistrict behoren ook de vroongronden en de bin-
nenduinrand-bossen. Deze laatste plantengemeenschap
pen zullen vermoedelijk als de natuurlijke eindformatie
voor deze milieux beschouwd moeten worden, daar het
aannemelijk lijkt dat de grasvegetatie van de vroon-
gronden haar voortbestaan in hoofdzaak te danken
heeft aan de beweiding met vee.
Het moge duidelijk zijn, dat de hier gegeven indeling
zeer globaal is met betrekking tot de wisselingen in
het milieu, die een nauwkeurig waarnemer zelfs al bin
nen een oppervlakte van 1 ha opvallen. Voor de prak
tijk van de landschapsverzorging kan helaas ook niet
altijd met deze wisselingen rekening gehouden worden.
In dit bezwaar wordt evenwel door de natuur zelf voor
zien in die zin, dat struiken en bomen minder ge
bonden zijn aan kleine milieuverschillen dan b.v.
kruiden.
Ik meen dan ook, dat het als noodzakelijk en voldoende
dient te worden beschouwd, dat de landschapsverzor-
46