Laurens Pieter van de Spiegel en het Zeeuwsch Genootschap
der Wetenschappen*)
Wanneer wij ons willen verdiepen
in de geschiedenis van de oprich
ting van het Zeeuwsch Genootschap
der Wetenschappen, is het niet vol
doende terug te gaan tot de 23e
maart 1769, de datum, die in het
algemeen wordt aanvaard als de
stichtingsdatum van het Genoot
schap. Wij moeten terugbladeren
tot het jaar 1765, toen te Vlissingen
door een aantal prominente bur
gers werd opgericht het „Franse
Leesgezelschap", waarvan o.m. lid
waren dr. David Henri Gallandat,
Zwitser van geboorte en als dok
ter en vroedmeester gevestigd te
Vlissingen, ds. Daniel Chandon en
ds. Jean Mazel, beiden Waals pre
dikant, ds. Justus Tjeenk, mr. Paul
Changuion, secretaris der stad
Vlissingen enz.
Op 30 oktober 1765 werd door de
leden Tjeenk en Brahé voorgesteld
de activiteiten van het leesgezel
schap uit te breiden en te komen
tot oprichting van een maatschap
pij van kunsten en wetenschappen,
en „de geleerden van dit en andere
gewesten uit te lokken om gesa-
mentlijk de belangens van het va
derland door uitbreyding van
waerheyd en deugt met kragt en
nadruk te bevorderen." Alle aan
wezige leden van het leesgezel
schap juichten dit voorstel toe en
verzochten ds. Tjeenk hiertoe een
plan op te stellen.
Op 29 januari 1766 werd dit voor
lopige werkplan door alle leden
goedgekeurd en vastgesteld dat een
nader ontwerp zou worden ge
maakt van zodanige wetten als
nodig en dienstig moest worden
geoordeeld ter bereiking van het
gestelde doel. Verder werd op die
datum besloten over te gaan tot
uitgave van een boekdeel; en om
vast over een zekere voorraad kopij
te kunnen beschikken, werd aan
de heren Guépin en Brahé ver
zocht eventueel nog in hun bezit
zijnde, voor publikatie in aanmer
king komende stukken van het ge
wezen kunstgenootschap Conamur
Tenues Grandia te dien einde te
willen conserveren.
Deze door ds. Tjeenk ontworpen
wet werd door de vergadering
goedgekeurd op 28 januari 1767;
tegelijkertijd werden tot directeu
ren benoemd de heren Winckel-
man, Hurgronje en Changuion.
Tjeenk en Brahé aanvaardden de
post van secretaris, terwijl bij de
volgende vergadering dr. Gallandat
tot thesaurier werd aangesteld. Di
recteuren en secretarissen worden
verzocht hun gedachten te laten
gaan over een geschikte naam voor
dit genootschap en over een zin
spreuk en zinnebeeld voor zegel en
medaille.
Op 21 januari 1768 dienen de heren
hun voorstellen dienaangaande in,
die vlot door de vergadering wor
den aanvaardde naam van het
genootschap zal zijn: Genootschap
ter bevordering van nuttige kun
sten en wetenschappen te Vlis
singen; als devies en zegel zal het
voeren „een rotz in Zee, waerop
de zeeve Vreye Kunsten en voor
legende non sordent in undis."
Door zorgvuldige keuze van de
directeuren (die de contributie be
taalden) en de honoraire leden,
van wie slechts bijdragen en ge
leerde verhandelingen werden ver
wacht, had het Genootschap zich
reeds in korte tijd een zeer goede
naam verworven in de toenmalige
wetenschappelijke wereld. Zo goed,
dat op 11 oktober 1768 Laurens
Pieter van de Spiegel (lid sinds
28 juni 1768) aan het bestuur van
het genootschap toestemming ver
zoekt, de naam van het Genoot
schap te plaatsen aan het hoofd
van een verhandeling, door hem
geschreven en die binnenkort in
druk zal verschijnen, getiteld:
„Over den oorsprong en historie
der Vaderlandsche rechten". „Het
handelt doch over de Vaderland
sche rechten en wel inzonderheid
van dit gewest", zo motiveert L. P.
zijn verzoek, „en dus zal uw maat
schappij geen vondeling maar een
eigen kind aannamen."
Vier dagen later, nl. op 15 oktober
1768 komt er bij het secretariaat
van het Genootschap een brief bin
nen van een neef van burgemeester
Laurens Pieter van de Spiegel,
Martinus Slabber genaamd, even
eens honorair lid van het Genoot
schap (sinds 31 mei 1768 en als zo
danig benoemd wegens zijn ver
dienstelijke beschrijving en teke
ning van een Oost Indische Zee
worm), bovendien lid van de Hol-
landsche Maatschappij der Weten
schappen te Haarlem, Baillieu en
secretaris te Oudelande. Ook hij
zou een wetenschappelijke ver
handeling aan het genootschap
willen opdragen. Echter: „de titel
van 't Vlissings genoodschap komt
mij en geleerde Heeren te gering
voor, voor een geleerde Maat
schappij. Deze maatschappij dunkt
mij onder verbeetering zeer wel den
naam te kunnen dragen van
Zeeuwsche Maatschappij der Wee-
tenschappen te Vlissingen, en dan
dunkt mij men zeer gevoeglijk het
eerste deel (i.e. van de verhande
lingen) aan mijn Heeren de Staten
van Zeeland zoude konnen op
dragen, waar toe Burg.1- Van de
Spiegel zekerlijk veel soude kon
nen toebrengen; 't sij wat naam
deze Maatschappij krijgt, dit is
zeker, dat ze niet meer eer kan
worden aangedaan en niet meer
bekent kan worden dan dat aan
haar een werk word opgedragen
en dat wel van een hand wiens
kundigheid de geleerde waereld
bekend is."
De 22e maart 1769 wordt door de
directeuren vergadering een reso
lutie aangenomen, waarin een com
missie van drie hunner de op
dracht krijgt het programma van
het Vlissings genootschap ter hand
te stellen aan de heer Van de
Perre, vertegenwoordiger van de
Eerste Edele in de provincie Zee
land. Met voorkennis van de heer
Van de Perre vervoegen de drie
heren zich vervolgens bij de heer
Marinus Chalmers, secretaris van
het land, om officieel kennis te
geven van de oprichting van het
Vlissings genootschap en om „de
hooge protectie voor het zelve te
versoeken."
Het besluit van de Statenvergade
ring dienaangaande is gedateerd
23 maart 1769 en wordt op 25 april
door secretaris Tjeenk met een
hele lichte verbazing ter kennis
van de vergadering gebracht: de
Staten verzekeren de leden van de
sociëteit van „hoogstderzelver ap-
pui en protexie in al hetgeen hun
ter bereyking van het salutaire
oogmerk meest vorderlijk sal kun
nen zijn. Approbeerende mitsdien
voors. genootschap en het zelve
bekragtigende onder en met de
titel van het Zeeuwsch Genooz-
schap der W eetenschappen te Vlis
singen en ten bewijze van dien
laudeerende de spreuk non sordent
in undis." De aanwezige leden be
sluiten daarop eenparig de oude
titel van Vlissings genootschap te
verwisselen voor de door de Staten
geschonken naam.
Is het niet waarschijnlijk, dat bur
gemeester Laurens Pieter van de
Spiegel een belangrijk aandeel
heeft gehad in het besluit van de
Staten van Zeeland, de naam van
het genootschap dusdanig te wij
zigen?
C.M.
Alle gegevens voor dit artikel
werden geput uit de archieven van
het Zeeuwsch Genootschap der
W etenschappen
32