ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 6
niet zo gereserveerd, doch meer spontaan re
ageren. Naar mijn mening zal er op dit punt
zeker een verschil tussen beide provincies
blijven bestaan. Om deze reden wilde ik
Friesland dan ook buiten mijn verdere be
schouwing houden.
Ook in Zeeland andere gedragslijn
met betrekking tot belediging
DAT de verschillen tussen Zeeland en
het rijk steeds kleiner worden acht ik
niet zo verwonderlijk. Na de tweede
wereldoorlog werd en wordt Zeeland steeds
meer uit haar isolement verlost, waardoor de
tolerantiegraad van de arbeidende klasse is
gestegen. Voor belediging is dit van belang
daar dit delict hoofdzakelijk wordt gepleegd
in deze sector van de bevolking. De gevoelig
heid voor belediging enerzijds en de neiging
tot dit delict anderzijds, zijn hierdoor on
getwijfeld gedaald.
Bovendien heeft, zoals uit de statistieken
blijkt, de ontsluiting van het platteland in de
hand gewerkt, dat Zeeland steeds meer een
met het landelijk gemiddelde overeenkomen
de criminaliteit gaat tonen. Was belediging
tot voor enkele jaren een veel de aandacht
vragend en tevens krijgend delict in onze pro
vincie, thans gaat dit delict steeds meer haar
centrale plaats in het werk van de opsporings
ambtenaar verliezen. Belediging is nu niet
meer het delict, terzake waarvan de opspo
ringsambtenaar in Zeeland bij kennisgeving
onmiddellijk proces-verbaal placht op te ma
ken. Een grotere verscheidenheid en intensiteit
in strafbare feiten heeft de laatste jaren on
getwijfeld de reeds voordien in overig Neder
land gegroeide gedragslijn met betrekking tot
beledigingszaken ingang doen vinden.
De praktijk wijst namelijk uit, dat ten aan
zien van de klachtdelicten, waartoe belediging
behoort, door de politie invloed kan worden
uitgeoefend op het al of niet aanhangig maken
van een tot die categorie behorende zaak.
Ontvangt een opsporingsambtenaar een aan
gifte terzake een ambtshalve vervolgbaar de
lict, zoals diefstal, dan zal hij steeds, op grond
van het Wetboek van Strafvordering, proces
verbaal moeten opmaken; betreft het echter
een klachtdelict, dan zal de klager, ingevolge
hetzelfde Wetboek, uitdrukkelijk een verzoek
tot strafrechtelijke vervolging moeten laten
horen.
Om hieronder volgende redenen is hierdoor
bij de politie de gewoonte ontstaan om niet
altijd onmiddellijk proces-verbaal terzake be
lediging op te maken. Het gebeurt namelijk
dikwijls, dat een klacht, hetzij door de klager
later wordt ingetrokken 5), hetzij dat de zaak
door het Openbaar Ministerie wordt gesepo
neerd omdat het niet ondenkbaar is, dat door
een gerechtelijke vervolging de spanningen
niet zullen verminderen, doch integendeel
zullen toenemen. Het komt dan ook dikwijls
voor en dit vooral in de grote steden
dat de klager medegedeeld wordt, dat hij, daar
het een klachtdelict betreft, zijn klacht schrif
telijk moet indienen. Hierbij wordt de klager
dikwijls overstelpt met raadgevingen, b.v.
door hem als volgt te adviseren:
„Die klacht moet u schriftelijk indienen,
daarin moet u laten uitkomen wie u be
ledigd heeft, waar het feit zich heeft voor
gedaan, wanneer het is geschied, welke
woorden, geschriften of gebaren zijn ge
bezigd. Vervolgens dient u in die klacht te
verzoeken om een gerechtelijke vervolging
en deze te richten aan de hulpofficier van
justitie."
Het is duidelijk, dat een klager voor be
lediging, die over het algemeen toch al niet
tot de beter begaafden behoort, na deze ad
viestirade weinig lust gevoelt om zijn klacht
op papier te zetten. Daar komt nog bij, dat
zijn geprikkeldheid geleidelijk afneemt, waar
door de behoefte zich verder in te spannen
vermindert.
Geconstateerd kan worden dat na de tweede
wereldoorlog vooral de leidinggevende politie
functies in Zeeland bezet werden door van
buiten de provincie komende functionarissen.
Het lijkt mij niet onwaarschijnlijk dat hier
door mede een andere benadering van be
ledigingszaken plaatsvond. Werd een dergelijk
164