No. 6 ZEEUWS TIJDSCHRIFT Gebied IVgroep Bruinisse der Rijkspolitie (de voor malige gemeenten Bruinisse, Sint Philips- land, Oosterland, Nieuwerkerk, Ouwer- kerk en Dreischor); Gebied Vgroep Kapelle der Rijkspolitie (Kapelle, Kloetinge, 's-Gravenpolder, Nisse, 's-Heer Abtskerke, Hoedekenskerke, Wemeldin- ge en Kattendijke) Gebied VI: gemeente Vlissingen. Een verband tussen drinkgewoonten en be lediging, zoals professor Van Bemmelen aan neemt, heb ik dan ook in geen enkel opzicht kunnen vaststellen. Gemeenschapsgrootte in dit opzicht van weinig betekenis VOOR het overige meen ik de beschou wingen van genoemde auteur, voor wat betreft het verschil in „gemeenschaps grootte" voor Zeeland en Friesland, in twijfel te moeten trekken. Inderdaad is Zeeland een provincie met kleine gemeenschappen; per 1 januari 1962 had zij 89 gemeenten op een bevolking van 284.571 zielen. Friesland had per 1 januari 1962 44 gemeenten op 483.162 inwoners. Uiteraard kan hieruit geenszins de conclusie worden getrokken, dat de gemeen schappen in Zeeland kleiner zijn dan in Fries land, zoals professor Van Bemmelen meent te moeten doen. In werkelijkheid zijn de gemeenten en de door hem bedoelde gemeenschappen twee vol komen los van elkaar staande grootheden. In één gemeente kunnen namelijk verscheidene gemeenschappen aanwezig zijn, doordat die gemeente uit meer dan één kerkdorp wordt gevormd. Juist de kerkdorpen bepalen mijns inziens de grootte van een gemeenschap en niet de bestuurlijke gemeentegrenzen. In Zeeland nu vormt elk kerkdorp tevens een gemeente, enkele uitzonderingen daargelaten (een regio nale herindeling van gemeenten heeft hierin reeds verandering laten zien). In Friesland daarentegen wordt een gemeente door meer dere kerkdorpen, soms ten getale van 5 a 6, gevormd. Die kerkdorpen hebben, net als in Zeeland, over het algemeen een gering aantal inwoners en vormen door hun onderlinge af stand en verschil in geaardheid, gebruiken e.d., steeds afzonderlijke gemeenschappen. Ik ben dan ook van mening, dat er tussen Friesland en Zeeland, wat betreft de grootte van de gemeenschappen, weinig verschil be staat. Dit te meer als men bedenkt dat Zee land per 1 januari 1962 160 inwoners per km2 had, tegenover Friesland 142. Blijkbaar heeft professor Van Bemmelen zijn hypothese als zouden de hoge getallen voor belediging in Zeeland een gevolg zijn van èn kleine gemeenschappen èn alcohol misbruik laten varen. In de vierde druk van zijn meeraangehaalde boek zegt hij: „In de vorige drukken van dit boek heb ik waarde gehecht aan deze hypothese van Van der Woude, dat men in de kleine, be sloten gemeenschappen het best op de hoog te zou zijn van elkanders drinkgewoonten en dat men binnen die kleine gemeenschap pen elkanders beledigingen hoger op zou vatten dan elders het geval is, en dat daar door het cijfer voor beledigingen in Zeeland hoger zou zijn dan elders in den lande. Het feit echter, dat vóór 1913 Zeeland in het geheel niet zulke grote afwijkingen ver toonde op het gebied der belediging en dat in 1954 het cijfer voor Zeeland ook weder lag beneden het Rijksgemiddelde, maakt het moeilijk om de verklaringshypothese van Van der Woude als afdoende te ervaren." De vraag echter, hoe de reeds hierboven ge signaleerde ontwikkeling is te verklaren, is met deze woorden geenszins opgelost. V er schil tussen Zeeland en Friesland mogelijk anthropologisch te verklaren VOOR wat betreft het verschil tussen Friesland en Zeeland kunnen mogelijk anthropologische oorzaken worden ge noemd. Zo zal de Fries, als vertegenwoordiger van de homo nordicus, door zijn psychische geaardheid, niet gauw beledigen en zich daar naast niet vlug beledigd voelen, althans niet zodanig dat hij de politie inschakelt. De Zeeuw daarentegen, als vertegenwoordiger van de homo alpinus, zal over het algemeen 163

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1963 | | pagina 3