Zeeuwse kroniek
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 6
beuren was de televisie-presentatie door het Ko
ninklijke gezin van Oranje-biografieën. Gewoon
menselijk-dichfbij, gezellig en velen ten voorbeeld.
141 JAAR BADKOETS
Na 141 jaar trouwe dienst zijn de laatste bad
koetsen van Scheveningen uit de circulatie ge
nomen. 1822/ Kuurhokjes waren het, van waaruit de
praktiserende badarts overeenkomstig paragraaf 10
van de instructie aanwijzingen gaf, de golven in
gebukte houding op te vangen, niet te vaak echter,
opdat zij toch niet telkenmale het hoofd zouden
raken. Cognac of witte port werd in de koets mee
genomen, ook al conform het badhuishoudelijk
reglement, voor het geval men de blauwe nagels
of bleke gelaatskleur hun oorspronkelijke tint wilde
geven. In 1963 iets voor een cartoon: met zakjurk
er in, met bikini er uit, om voyeurs te ontwijken.
Zeeuws nieuws ook, want in 1833 kwamen twee
Middelburgse dames enthousiast uit Scheveningen
terug. In 1834 schaften hun echtgenoten zich in
Domburg een badkoetsje aan. Het waren jhr. mr.
J. H. Schorer en jhr. mr. J. van Reigersberg Ver-
sluys. Dat was dan het begin van wat wij nu de
recreatie in Zeeland noemen. \/n
M. P. de Bruin
I Het eigen erf
IN het eerste hoofdstuk van zijn „Geschiedenis van
den Zeeuwschen landbouw" verzucht Bouman, dat
in de kunst veel van het doen en laten van de
stedeling wordt weergegeven, „doch hoeveel voor
beelden vinden wij van een nauwkeurig afgebeelde
hofstede, een paar ploegende boeren of van het graan-
dorschen in een schuur?" Aan deze woorden moesten
wij denken, toen wij het onlangs verschenen boekje
lazen van J. Vader: „Een Oud-Walcherse boerderij".
Weliswaar zijn als illustratie nu direct geen voorbeel
den uit de kunst geproduceerd, maar de afbeeldingen
vormen een uitstekende verluchting van dit zo sym
pathieke boekje. In het najaar van 1962 besluit de
auteur zijn beschrijving van een oude Walcherse boer
derij, haar bouw en inrichting, met de opmerking dat
hij zich ten volle bewust is, dat er vele fouten aan
deze schets kleven. Maar hij kent het eigen erf en
weet hiervan op zéér onderhoudende wijze te vertel
len.
Afgerond geheel
DE ganse boerderij was steeds door sloten en
dichte heggen van de publieke wegen en an
dere erven gescheiden. De boer deed dat heus
niet alleen om anderen van zijn erf te weren.
Maar het lag nu eenmaal in de mentaliteit van de
Walcherse boer uit die tijd, zijn eigendom het liefst
te beschouwen als een volkomen afgerond geheel. Zijn
domein, dat hij alleen beheerste en waarover hij, als
een koninkje in miniatuur, de meest volstrekte heer
schappij uitoefende". Van vader op zoon was de
wetenschap doorgegeven op welke wijze men zijn be
drijf diende te besturen.
De schrijver hoopt met zijn overzicht van de ge
bouwen met inventaris, van het gehele boerenerf,
bij te dragen tot beter begrip van de mentaliteit van
de Walcherse boer en zijn gezin in de tweede helft
van de 19de eeuw. Een beter begrip sluit in dat er
ook van wanbegrip sprake is. Hoewel de mening van
de burger tegenover de boer de tegenstelling stad en
platteland in verschillende opzichten ten goede is
veranderd, geloven wij dat een beschrijving als deze
nuttig en noodzakelijk is. De Walcherse boer had een
eigen cultuur om dit veel misbruikte woord eens te
bezigen.
Waardigheid
WELK een distinctie spreekt er uit de kleder
drachten, uit het goud- en zilverwerk. Hoe
veel avonden was men niet bezig met het
snijden van een mesheft. Aan de andere kant
zien we ook het stolpje met kunstbloemen en niet te
vergeten de welig versierde felicitatiekaarten.
Het tegendeel van een Geerse is wel de boeren-
aristocraat Krijn Coppoolse van de hofstede Rijnsburg.
Hij liet zich portretteren voor een open hekje, het
toneeldecor van de fotograaf. Wij kunnen ons voor
stellen dat hij regeerde als een vorst over zijn rijk.
Maar in het algemeen was het een gedeeld domein.
In het boerenhuis zwaaide de vrouw de scepter en
was zij heerseres. Zij was in de meeste gevallen ten
volle voor haar taak berekend. Meestal zelf van een
boerderij afkomstig, was zij van jongs af aan geleerd
huis, bakkeet en kelder te besturen. „De Walcherse
boerin van die tijd leefde geheel en al voor haar eigen
klein domein, maar daarin wilde zij dan ook alles in
de perfectie hebben. Wat haar doorgaans wonderwel
gelukte."
188