Gemeenten en toerisme ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 6 Het is een gelukkig verschijnsel, dat de regering de laatste jaren ook oog heeft voor de ontwikkeling van gemeenten of gebieden, die als een centrum van toerisme kunnen worden beschouwd. De tijd, waarin men meende, dat hier uitsluitend een taak voor de gemeenten en de plaatselijke verenigingen ter bevordering van het vreemdelingen verkeer lag, is voorbij. Zowel op de be groting van het mi nisterie van onderwijs, kunsten en weten schappen als op die van het departement van economische zaken worden tegenwoor dig bedragen uitgetrokken ten behoeve van de z.g. openlucht-recreatie en het toerisme. Uit deze fondsen worden subsidies beschik baar gesteld aan gemeenten en andere publiekrechtelijke corporaties (ik denk hier bij aan organen, gevormd met toepassing van de wet gemeenschappelijke regelingen) ten behoeve van de realisering van con crete plannen. Veel buitenstaanders vinden dat mis schien overbodig, omdat de algemene op vatting is, dat een gemeente, die op toe ristisch gebied een belangrijke rol speelt, uit dien hoofde belangrijke inkomsten heeft. Niets is echter minder waar; men zou hoogstens kunnen stellen, dat deze gang van zaken voor de middenstand en Horeca bedrijven gunstig is. Blijkens het voorlopig verslag en de memorie van antwoord, betrekking heb bend op hoofdstuk XII! van de rijksbegro ting (economische zaken) voor 1964 onder schrijven de minister en de staatssecretaris de door de vorige minister (drs. de Pous) uitgebrachte nota inzake het toerisme, die als bijlage aan de begroting voor 1963 was toegevoegd. Het doet sympathiek aan, dat de be windslieden als hun oordeel uitspreken, dat de subsidiëring van rijkswege een aan vullend karakter draagt, omdat deze voor zieningen (gedacht wordt aan infrastruc turele voorzieningen) in de eerste plaats tot de taak van de lagere overheden be horen. Afgezien van een aantal topdagen in het hoogseizoen ziet de minister nog geen overbezetting uit hoofde van het vreemde lingenverkeer. In dit verband mag er nog op worden gewezen, dat de bewindsman met zijn beleid op dit gebied een bijdrage wenst te leveren aan de zozeer gewenste spreiding van het toerisme over ons land. Bovendien is hieraan naar het oordeel van de minister het belangrijke aspect van wel vaartsspreiding verbonden. Het spreekt wel vanzelf, dat onze pro vincie, waar belangrijke projecten in de recreatieve sector op stapel staan en ten dele al zijn verwezenlijkt, ook in aanmer king komt voor subsidieverlening in het kader van infrastructurele voorzieningen. Wat er voor 1964 in het vat zit is nu nog niet bekend. Er wordt thans nog overleg gepleegd met de provinciale besturen ter voorbereiding van het indienen van sub sidieverzoeken. Wel zijn intussen gepubliceerd de be dragen, die in de jaren 1962 en 1963 in dit verband zijn toegezegd. Het volgende over zicht is ontleend aan de memorie van ant woord. Rond griffie en secretarie door mr. L.A.v. Splunder 182

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1963 | | pagina 22