No. 6 ZEEUWS TIJDSCHRIFT doeling is. Zelf gaf hij er de titel „Wijs begeerte in korte beschouwingen en opmer kingen" aan. De filosofische schrijvers van de 19de eeuw blijkt hij kritisch te hebben be studeerd, uiteraard de een met meer, de ander met minder voorkeur. Hartmanns filosofie van het onbewuste heeft hem klaarblijkelijk meer dan andere stelsels beziggehouden; het pantheïsme van deze denker lokt voortdurend zijn tegenspraak uit. Voortdurend, soms met hartstocht, steeds met diepe overtuiging en grote ernst, verdedigt hij zijn theïsme tegen het pantheïsme dat God in de lage, blinde na tuur trekt, en tegen het determinisme dat de wereld tot een sneltrein maakt, door een dol kop gestookt en bestuurd. Maar ook had Steketee een open oog voor de praktijk van het leven, voor de plaats van de christen in de wereld. We geven er één voorbeeld van, waarin hij enkele vooral aan christenen toegeschreven ongunstige eigen schappen tracht te verklaren. „Het Christen dom", schrijft hij, „wordt gezegd, verlamt de menschen tot jammerbeelden van kleinzielig heid en bekrompenheid. Dit is gansch onwaar. Ootmoedig en klein voor God, heeft een Christenmensch een onvergelijkelijk hoog ge voel en hoogen moed en de allerschoonste gloriezucht. Maar dit zijn andere dingen dan de hoovaardij en grootheidswaan van het dwaze hart. Doch wel waar is, dat hij wegens het dubbel leven en de gebroken ongoddelijke fierheid en wegens den strijd in het bedrang der verleiding, vergeleken met hen, die zich vrij dunkend, verre van op de zaken te fijme- len, gemakkelijk heel kunnen zijn, soms een zwak, halfslachtig en wankel figuur maakt. Ezau steekt af bij Jacob. Doch Jacob is met een nieuwen naam genoemd: Israël, en dit is wat anders." DE „Beschouwingen van een Christen denker" geven ons een indruk van Steketees rijke gedachtenleven, zijn be zonken oordeel, zijn oprechte vroomheid. Een recensent noemde de verschijning van deze bloemlezing „een edele wraak". Steketee had zich niet op waardiger wijze kunnen wreken over het door hem geleden onrecht dan door de uitgave van deze overdenkingen nog tijdens zijn leven. Hij was er te schuchter voor, maar bovendien was elke gedachte aan wraak, zelfs in deze edelste vorm, hem vreemd. „Het zou mij niet verwonderen", schreef Bavinck in de inleiding voor de bloemlezing, „als er spoedig een tweede druk van deze uitgave noodig bleek en naar een vervolgbundel verlangd werd." Dat noch het een, noch het ander het geval is geweest, dat Adriaan Steketee ondanks de velen die na zijn heengaan, dit jaar een halve eeuw geleden, over hem geschreven heb- gen, nog altijd zijn biograaf mist, blijft voor alsnog een aanklacht tegen de geestverwanten van deze christen-denker, die ook in het gees telijke leven van het negentiende-eeuwse Zee land een even uitzonderlijke als eervolle plaats inneemt. Bronnen. Alles wat tot 1960 over Adriaan Steketee geschre ven is, vindt men opgesomd in S. S. Goslinga, Christi- aan Steketee (17821864) en zijn geslacht (1961) (Niet in de handel), blz. 42-44. Aan zijn levensbe schrijving, blz. 33-40, heb ik veel te danken, evenals aan het levensbericht in de Beschouwingen van een Christen-denker (1914), uitgegeven door (prof. dr.) A. en (dr.) C. J. Goslinga, met een inleidend woord van prof. dr. H. Bavinck. Dit levensbericht is van A. Goslinga. Ds. W. de Graaf schreef 9 artikelen over hem in De Bazuin van 1954, waarvoor hij veel tot dusver onbekend materiaal gebruikte. In „Op den Uitkijk" van november 1961 heeft C. Rijnsdorp aan dacht gevraagd voor Steketees nog onuitgegeven poëzie, waarvan hij de persoonlijke toon, de eruditie en de goede smaak waardeert. „De stof is een dissertatie waard", schrijft hij. Ik meen dat het een ereplicht van een der beide Theologische hogescholen van Kampen is, aan deze oud-docent een dissertatie te wijden die zijn betekenis ten volle in het licht stelt. Ik ben voor dit artikel veel verschuldigd aan drs. S. S. Goslinga, die het heeft doorgelezen en van wiens waardevolle opmerkingen ik een dankbaar gebruik heb gemaakt. Bovendien heeft hij mij waardevolle on uitgegeven gegevens ter beschikking gesteld. x) Want daarin ligt alles voor de mens (Prediker 12 13). 2) Achter dit artikel afgedrukt. 8) Enkele voorbeelden: het gaat eeuwigen; vinderig (vindingrijk); mageren (mager worden); uitbreeden (in den brede uitmeten); wangevoeg; disgust; onkennis; gruw (afschrik); beduid. Ook sprak hij van de boek en de pad, zoals de Zeeuwen nog doen. 177

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1963 | | pagina 17