No. 6 ZEEUWS TIJDSCHRIFT aangedaan, gedragen. In alle stilte verliet hij Kampen; als een gebroken man kwam hij in Terneuzen aan, waar zijn jongere broer de arts dr. Christiaan Steketee (1848-1884) woonde. Zijn zuster Betje (Elizabeth Johanna), die ook in Kampen zijn huishouding had ver zorgd, ging met hem mee en bleef bij hem tot haar huwelijk met ds. J. P. Tazelaar, die in Terneuzen geboren was en daar waarschijnlijk zijn aanstaande vrouw had leren kennen. Een jongere zuster Pie (Pieternella Jacoba) nam haar taak over. Toen hun broer Jacob Ste ketee (1858-1943), secretaris-ontvanger en la ter burgemeester van Heinkenszand, in 1901 weduwnaar was geworden, verhuisden ze daarheen. In Heinkenszand is Adriaan Ste ketee op 18 januari 1913 overleden, op 66- jarige leeftijd. Hij heeft zijn ontslag dertig jaar overleefd. Steketee als auteur NOG als predikant in Zaamslag publi ceerde de jonge theoloog een boekje: „Gedachten over onzen diepen val en de verlossing, die in Christus Jezus is" (1872). Het is geïnspireerd op „Le mystère de Jésus" van Pascal, ook op de stijl van deze wijsgeer die Steketee levenslang diep bewonderd heeft. Het bestaat uit een aantal aforismen die van een frisse, haast oorspronkelijke kijk getuigen op de geloofswaarheden van het Christendom. Een oorspronkelijk denker mag hij dan niet geweest zijn, een origineel man, die het af gezaagde en uit den treure herhaalde nieuw leven wist in te blazen, was hij zeker. Daarbij komt nog dat deze gedachten doordrenkt zijn van een innige vroomheid, die men eerder bij een door jaren van leed en strijd gerijpt man zou verwachten dan bij een jong predikant die nog maar aan het begin van zijn loopbaan staat. Eveneens nog in Zaamslag schreef hij het oorspronkelijk treurspel: „Harold, koning van Denemarken" (1872), een leesdrama, „geens zins gemaakt om opgevoerd te worden". Ha rold is de vorst die zich verzet tegen de in voering van het christendom in zijn rijk, of schoon zijn vader christen was en ook zijn vrouw het is. Misleid door een verraderlijke raadsman doodt hij zijn vaderlijke vriend, ver giftigt zijn vrouw en komt ten slotte zelf om bij een opstand tegen zijn gezag. „Dat het stuk een vrucht is van het lezen in Shake speare", schrijft de auteur in het voorbericht, „verraadt het genoeg: zoo krijgen de karre- mans ook werk, wanneer de koningen bou wen". Zelfkennis is Steketee nooit vreemd ge weest. Na zijn afzetting, in zijn Terneuzense bal lingschap, heeft hij een tweede, ditmaal een bijbels drama geschreven: „De spelbrekers van het wereldfeest" (1883), een dichterlijke illu stratie van een het jaar tevoren uitgegeven Bijbellezing: „Babel" (1882). Het evenals een groot deel van „Harold" in blanke verzen ge schreven gedicht is een parafrase van het ver haal der drie jongelingen in de vurige oven, uit het boek Daniël. Ook dit is geen kunstwerk geworden. Het is het laatste wat tijdens Steketees leven van hem in druk verschenen is. Maar niet het laatste dat hij geschreven heeft. Toen hij stierf trof men in zijn nalatenschap een groot aantal handschriften aan: theologische en filosofische aantekeningen, oorspronkelijke verhalen, ver talingen uit klassieke en latere schrijvers, een kleine zesduizend epigrammen en een groot aantal verzen. Een voordracht op rijm: „De mislukte reis van Kees", een luimig vertelsel uit het Zuidbevelandse dorpsleven, laat ons opeens een heel andere Steketee zien dan de in zichzelf gekeerde denker. Oudere familie leden herinneren zich trouwens nog hoe vro lijk hij kon zijn in de kring van zijn naaste familie en hoe aardig hij met kinderen kon omgaan. Hoe vlot en levendig verteld is die monoloog van het Arnemuidse vissersmeisje, één van de vele blijken van Steketees belang stelling voor Zeeland en in 't bijzonder voor het Zeeuwse dialect 2). Vele jaren lang heeft hij gewerkt aan een „Zeeuwsch idioticon voor Zuid-Beveland", waarin hij niet alleen alle woorden en zegswijzen die hij op zijn ge boorte-eiland aantrof noteerde, maar ze bo- 175

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1963 | | pagina 15