ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 6 dat hij ze de vereiste leerstof verklaarde en hun inzicht trachtte te verrijken; hij had ze moeten dwingen hun lessen te leren en boven dien zou het niet ondienstig zijn geweest als hij de orde onder hen had gehandhaafd, zoals elk goed onderwijzer en leraar betaamt. Maar noch het een, noch het ander lag hem, en daar in schoot hij dan ook tekort. Men zei al spoe dig van hem dat hij geen les kon geven, maar zoals een van zijn oud-leerlingen later ge schreven heeft: dat lag meer aan de school dan aan hem, want hij was het leven der school vooruit; hij was professor, geen school meester en ook geen catechiseermeester. Zelf zei Steketee later, na zijn ontslag, daarbij op de curatoren doelend: ,,Ik paste niet in hun opvoedingssysteem, gelijk ik een afkeer heb van het hunne." Steketees ontslag ZOLANG Steketees vader deel uitmaakte van het curatorium van de oprichting der school in 1854 af tot zijn over lijden liet men de zoon met rust. Maar nog geen drie maanden na zijn dood besloot de synode die in augustus 1882 in Zwolle bij eenkwam, dat hij van de school zou moeten verdwijnen. Op een avond werd hij bij het moderamen ontboden, dat de niets vermoe dende mededeling deed van dit diezelfde dag in een geheime zitting genomen besluit, en hem in de gelegenheid stelde, quasi om redenen van gezondheid zelf zijn ontslag aan te vragen. Steketee, volkomen overrompeld, stemde daar pas in toe toen de president hem gezegd had dat, als hij niet op staande voet zijn ontslag nam, het moeilijker zou worden een finan ciële regeling te treffen. De volgende dag deed de president mededeling van zijn aanvrage om ontslag, dat hem zonder discussie werd verleend. Docent S. van Velzen wilde om opheldering vragen van dit ook voor de do centen volkomen onverwachte gebeuren, maar men stond hem het woord niet toe en ging over tot de orde van de dag. Het ontslag, waarvan al spoedig ruchtbaar werd dat het afgedwongen was, wekte ver wondering en verontwaardiging en vooral on der de studenten ook ontroering. Bij het begin van de nieuwe cursus in oktober op 24 augustus was hem ontslag verleend nam hij een kort afscheid van hen. Nog zie ik hemschreef een van hen later „daar staan in de Aula. Vijf passen door de deur heen er in. Het hoofd wat naar links hellend. De houding gebogen. De handen gevouwen op de borst. „Amici, wij hebben tien jaar voor Troje gelegen, maar hebben 't niet kunnen in nemen Ik moet heengaan. Vreest God, houdt zijne geboden, nam totum hoc est ho- minum1). Vaartwel, amici!"." Toen enkele maanden later zijn oud-leermeester en oud collega Van Velzen het rectoraat aan zijn op volger overdroeg zei hij: „Wij kunnen ons leedgevoel niet verbergen, dat een vroegere ambtgenoot deze School heeft verlaten. Het is mij, terwijl ik aan hem denk, die niet alleen in de nieuwere en nieuwste litteratuur, maar in de klassieke werken van Hellas en Latium zoo buitengemeen bedreven is, die toonde met zulk een zeldzaam echt aesthetisch gevoel be gaafd te zijn en door meer dan gewone be scheidenheid zich kenmerkte, alsof onze school zijn Melanchthon heeft verloren." Nauwelijks had Van Velzen deze woorden uitgesproken, of de studenten gaven zo luid en krachtig door toejuichingen hun instemming te kennen, dat de spreker enige ogenblikken moest op houden. Men vraagt zich af wat er op dat moment in de curatoren moet zijn omgegaan. Het ontslag van Steketee is een zwarte blad zijde in de geschiedenis van de christelijke gereformeerde kerk in Nederland. Toegegeven dat hij geen orde onder zijn leerlingen kon houden, het zou juister en humaner zijn ge weest als curatoren toch eerst eens rustig met hem gesproken hadden over hun bezwaren of hem een andere functie hadden aangeboden. Steketee heeft een verweerschrift opgesteld, maar dat ten slotte niet openbaar gemaakt uit vrees dat tegenstanders er een wapen in zouden vinden om de kerk te treffen die zijn vader en zijn grootvader mee hadden helpen bouwen. In stilte heeft hij het onrecht, hem 174

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1963 | | pagina 14