No. 6 ZEEUWS TIJDSCHRIFT OVER geen van Christiaans nakomelingen heeft drs. Goslinga zo uitvoerig en te gelijk met zoveel verering geschreven als over zijn kleinzoon Adriaan Steketee. Over geen van hen is ook zoveel gepubliceerd als over deze bescheiden man, die de openbaar heid eerder geschuwd dan gezocht heeft en de laatste dertig jaar van zijn leven in een grote eenzaamheid heeft doorgebracht. In 1846 werd hij in de pastorie van Nieuw- dorp geboren als de oudste zoon van een tal rijk gezin. Als jongen van elf jaar werd hij in Gorkum op de kostschool gedaan van de strenge „Monsieur" Van Kluyve, die later hoofd van een christelijke school in Middel burg is geweest. Van zijn 15 de tot zijn 17de jaar bezocht hij vervolgens de Latijnse school in Middelburg en daarna nog enkele jaren die in Kampen, waarna hij student werd aan de Theologische school in deze stad. In juli 1869, dus nog vóór zijn 23ste verjaardag, werd hij candidaat in de theologie en nog in hetzelfde jaar predikant van de christelijke gerefor meerde gemeente van Zaamslag. Hij heeft dat ambt nog geen drie jaar vervuld; in 1872 be noemde de synode der christelijke gereformeer de kerken hem tot docent in het Latijn, Grieks en Hebreeuws aan de Theologische school te Kampen, die hij nauwelijks verlaten had. Met vreugde gaf de jonge ds. Steketee aan die roepstem gehoor. Het pastoraat in Zaamslag schijnt hem geen onverdeelde vreugde te heb ben geschonken, want hij was nu eenmaal geen krachtige figuur. Toen hij nog een jongen was had zijn jongere broer Christiaan hem meermalen tegen de andere dorpsjongens moe ten verdedigen, en toen hij in Zaamslag stond had vader Steketee nu en dan over moeten komen om orde op de zaken te stellen, als zijn zoon daartoe niet in staat bleek te zijn. Het is dan ook te begrijpen dat hij de kansel van Zaamslag maar al te graag ruilde voor de katheder van Kampen. In Kampen heeft Steketee tien jaar gewerkt, van zijn zesentwintigste tot zijn zesendertigste jaar. Hij gaf er lessen in klassieke talen en Hebreeuws aan de z.g. literarische studenten, d.w.z. degenen die zich in vier jaar voorbe reidden op het literarisch examen dat toegang gaf tot de studie in de theologie. Bovendien gaf hij privatissima aan de theologische stu denten die dat wensten. Hij beschouwde het als een voorrecht, nu op voet van gelijkheid te verkeren met de mannen die tot voor kort zijn leermeesters waren geweest. Hij aanvaard de zijn ambt met een rede waaraan hij de be scheiden titel gaf van „Iets over het nut der wetenschappen, vooral voor den Evangelie dienaar" (1872). Tweemaal was hij rector van de school; bij het neerleggen van het rectoraat sprak hij de eerste keer over „De studie van Plato, met het oog op de theologische vor ming" (1875), de tweede keer over „De be- teekenis der kunst voor den toekomstigen Evangeliedienaar" (1881). In deze drie rede voeringen vindt men Steketee ten voeten uit. Het Evangelie en de Klassieken WETENSCHAPklassieke filosofie en kunst, deze drie begrippen heeft Adriaan Steketee in zijn onderwijs op de voorgrond gesteld. In hun drang om het standpunt der jonge kerk theologisch te fun deren hadden de christelijke gereformeerden in hun eerste periode alle nadruk gelegd op het geloof, en daarop was ook het onderwijs van hun Theologische school gericht. Het is de ver- Jeugdfoto van Adriaan Steketee. 171

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1963 | | pagina 11