No. 4 Ansjovisvangst in de Oosterschelde. Tegen laagwater wordt voor het fuikgat van de weer een fuik gezet. De vissers, gestoken in waterdichte pakken begeven zich te voet in de weer en drijven de vis voor zich uit. De ansjovis spartelt hier in het net, gereed om aan boord gebracht te worden. Foto van der Aa ingaat om de vis voor zich uit te drijven in de richting van de fuik. Rubber lieslaarzen zijn daarbij onmisbaar; in de diepere weren dient de visser zich zelfs in een geheel rubber pak te steken. In vroeger jaren werd daartoe vetleer gebruikt, hetgeen door zijn grote gewicht en onvoldoende soepelheid de beweging van de visser vaak sterk hinderde. Blijkt niet alle vis in éénmaal de fuik in ge dreven te zijn, dan zal de visser de in de weer achtergebleven vissen alsnog naar het fuikgat drijven. Voor de toeschouwer, die nabij het fuikgat op de dwarslatten van het weerhout heeft postgevat, is het een spannend en boeiend moment wanneer de opgejaagde vis zijn rich- ZEEUfS TIJDSCHRIFT ting uitkomt. Dichte scholen ansjovis zwem men snel en nerveus en maken daarbij abrupte wendingen, grote gepen en kleinere exempla ren die door de vissers „spanjolen" worden genoemd, komen kronkelend aan de opper vlakte en een enkele rog of pijlstaartrog komt golvend met zijn grote vinnen aanzwemmen. Soms ook blijken makrelen, horsmakrelen of finten binnen het bereik van de weer geraakt te zijn. De ansjovisvangst is echter het hoofd doel van de visser; alle overige vis wordt door hem als „onvis" samengevat. IN het oostelijk deel van de Oosterschelde worden jaar op jaar twaalf tot vijftien weren gestoken, maar elders in Nederland zal men tevergeefs naar deze karakteristieke wijze van vissen uitzien. Indertijd werden in de Zuidhollandse stromen wel zalmsteken ge plaatst, een soortgelijke constructie, maar daar weten nu alleen de ouderen over mee te pra ten. Voorts worden aan de Groningse kust evenals in de aanpalende Duitse kustwateren wel zeer lage bot-weertjes gebruikt. Overigens vindt men dergelijke weren aan de Atlantische kust van Frankrijk en de Verenigde Staten, terwijl de djermals aan de oostkust van Su matra sterk aan de weren doen denken. De vissers DE Bergse weervissers vormen een apart slag mensen, met bovenal een sterk ont wikkeld gevoel voor vrijheid en on afhankelijkheid. In dit opzicht doen zij aan de watergeuzen denken. Node houden zij reke ning met de van overheidswege gegeven voor schriften, welke zij als een inbreuk op hun vrijheid beschouwen. Merkwaardig is dat, hoe wel de groep maar klein is, de onderlinge verstandhouding vaak te wensen overlaat, ook al luidt de naam van hun vereniging „Helpt elkander". Opmerkelijk is, dat de Bergse weer vissers van oudsher niet tot het katholieke volksdeel behoren en dat dezelfde familie namen zoals De Haas en Landa, vroeger ook Touw en Lafontaine, sedert eeuwen in dit be- 105

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1963 | | pagina 9