No. 4 ZEEUWS TIJDSCHRIFT regel wordt verlangd van griffie-ambtena ren ZIEDAAR de situatie van dit ogenblik: het public relationsinstrument „voor lichting" wordt door het provinciaal be stuur van Zeeland niet bewust en systematisch gebruikt. Voor zover er nog sprake is van systematiek is die voornamelijk gericht op voorlichting in engere kring (statenleden, par lement etc.), maar er wordt weinig gedaan aan kringen daarbuiten. Hierdoor en door niets anders ont staan de „onlustgevoelens"waarop wij hiervoor doelden. Immers, elders weten overheidsinstellingen wél het voorlichtings instrument te gebruiken, waarbij merk waardigerwijs het element „reclame" óók gaat meespelen. Zij wordt weliswaar in de techniek van het voorlichten geweerd, maar duikt onvermijdelijk als nevenverschijnsel op in het streven van allerlei provincies, gemeenten e.d. de aandacht te vestigen op met name de goede woon- en werksituatie in het betrokken gebied. Door dit bijver schijnsel valt het ontbreken van de syste matische zorg in Zeeland des te nadrukke lijker op. Een voorbeeld van deze bewuste en syste matische voorlichting van de overheid elders: het ministerie van Verkeer en Waterstaat zorgt er voortdurend voor, dat de Delta werken „in the picture" blijven. Doel: de Nederlander te tonen hoe goed in dit opzicht de belastinggelden worden besteed. Neven verschijnsel: een voortreffelijke „image" van de rijkswaterstaat, een onaantastbaarheid van de Nederlandse waterbouwkundige, die zich tot in het parlement voortzet. Een tweede voorbeeld: de werken van de Europoort. Doel: de Nederlander er van doordringen dat hier Het is duidelijk, dat wij hier met „voorlichting" niet bedoelen het verstrekken van inlichtingen over vestigingsmogelijkheden en dergelijke aan bedrijven. Dat dient te gebeuren door b.v. het E.T.I., welk instituut een geëigend contactorgaan voor het bedrijfsleven is. Bedoeld is hier voorlichting als „verduidelijking van het provinciaal beleid". een stuk beleid wordt gevoerd dat Nederland in staat stelt zijn rol in Europa mee te spelen, een verduidelijking van het beleid dus. Neven verschijnsel: de indruk, dat een enorme daad kracht en dynamiek uitsluitend in Rotterdam is te vinden. Zeeland blijft bij dit alles achter, niet omdat het hier zo'n gezapig en achtergebleven gebied zou zijn, maar omdat het ontbreekt aan een bewuste en systematische verzorging van een stuk externe voorlichting. Nog beter: het ont breekt aan een systematische verzorging van de relaties tussen provinciaal bestuur en de or ganen, die onder eigen verantwoordelijkheid en met behoud van alle zelfstandigheid de publieke opinie inlichten, namelijk de publi citeitsmedia. Daar ligt het punt, waar het vooral aan schort. En dat geldt dan weer niet de „in terne" relaties met de Zeeuwse publiciteits media. Die hebben over het algemeen een goede communicatie met het provinciaal be stuur, zij volgen het nieuws van dag tot dag en hebben meestal niet de minste behoefte aan een „georganiseerde voorlichting"Zij ontwik kelen eigen activiteiten. Maar voor de „ex terne" relaties, buiten Zeeland dus, zou een goed intermediair voor de provincie van groot belang zijn. Dit „ter verklaring en toelichting" van Zeelands beleid, met als nevenverschijnsel een beter beeld over Zeeland in overig Neder land. HOE dit te verwezenlijken? De meest voor de hand liggende oplossing lijkt ons, dat Gedeputeerde Staten aan de Pro vinciale griffie een bekwame voorlichtings ambtenaar verbinden. De taak van deze func tionaris zou zowel adviserend als uitvoerend kunnen zijn. Hij behoort het college voort durend, gevraagd of ongevraagd, van advies te dienen terzake van het beleid rond de ex terne betrekkingen. Hij toetst daartoe het be leid rond de externe betrekkingen. Hij toetst daartoe het beleid van Gedeputeerde Staten van dag tot dag op voorlichtingsmogelijk heden naar buiten, zich daarbij de vraag stel- 101

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1963 | | pagina 5