ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 4 danwel teveel vanuit een soort „dierentuin mentaliteit". Zo in de geest van: „kijk-es-aan die Zeeuwen". En dat terwijl zich zovele in teressante zaken in dit gewest afspelen, die een totaal andere blik op deze provincie recht vaardigen. De reactie op de hier geschetste ge voelens ontladen zich vaak in het geroep om meer public relations. Het zal duidelijk zijn, dat wij deze kritiek te ongedefinieerd achten. De verwijten op het stuk van public relations aan het adres van het provinciaal bestuur zijn in zoverre onge motiveerd, dat zij slechts een zeer bepaald onderdeel van dit beleid betreffen, namelijk een gedeelte van de externe voorlichting. DE voorlichting is zoals wij zagen een in strument in het kader van de public relations. Vraag: wordt dit instrument door het provinciaal bestuur niet gebruikt? Antwoord: jawel, maar té automatisch en over het algemeen beperkt tot hetgeen op grond van allerlei voorschriften strikt nodig is. Het ontbreekt aan een „bewuste en syste matische zorg". Het meest voor de hand liggende voorbeeld van deze „automatische voorlichting" zijn de statenvoorstellen. Zij leveren de grondslagen van het provinciaal beleid, grondslagen welke vooral in de begeleidingsbrief bij de provin ciale begroting zijn terug te vinden. Daarnaast zijn er (sporadische) excursies van statenleden of van statencommissies naar bepaalde objec ten. Soms worden kamerleden uitgenodigd voor een toelichting op een bepaald beleids standpunt, een enkele maal wordt een bro chure gepubliceerd. Voorlichting wordt voorts bedreven door provinciale diensten en instel lingen. Een goed voorbeeld daarvan vindt men in het onlangs gepubliceerde jaarverslag 1962 van het E.T.E voor Zeeland. Naast de specifiek voorlichtende taak van dit instituut aan bedrijven en instellingen ten behoeve van de industrialisatie wordt een belangrijk stuk algemene informatie verstrekt. Zonder twijfel speelt hier mede een rol de interesse van de E.T.E-directeur voor publiciteitszaken. Deze overigens waardevolle activiteiten kunnen echter moeilijk worden beschouwd als een de legatie van een stuk provinciale voorlichting door Gedeputeerde Staten aan het E.T.E Hier is dunkt ons veelmeer sprake van een door de praktijk gegroeide situatie, die dank zij de belangstelling en de activiteiten van het E.T.I.-bureau tot een goed resultaat leidt. De hier ontwikkelde systematiek kan evenwel niet op rekening van het college worden bij geschreven. In het verleden zijn er enkele vage symp tomen geweest, waaruit zou kunnen blijken, dat het automatisme in de voorlichting plaats maakte voor een meer systematische zorg van Gedeputeerde Staten. Wij denken in dit ver band aan de Documentatiemap Deltazaken, destijds uitgegeven om het Zeeuwse standpunt ten aanzien van allerlei problemen rond de Deltawet uiteen te zetten. Er is een poging geweest een „voorlichtingsblad" op te zetten, rond de behandeling van de Deltawet zijn er eveneens enige activiteiten geweest (o.a. be zoeken van parlementaire journalisten en een persconferentie rond de bekende serie studie objecten), maar toch incidenteel. Voor zover er het plan was tot verdere uitbouw is men in de opzet blijven steken. Dit laatste heeft de provincie zelfs kwaad gedaan: de vervolgen op de Documentatiemap Deltazaken, breed aangekondigd, zijn niet verschenen, terwijl in tekening daarop was opengesteld. Inmiddels is aan de provinciale griffie een nieuw bureau opgericht, het Bureau ontwikke ling Zeeland, dat tot taak kreeg het werk van de verschillende provinciale diensten be stuurlijk „te vertalen". Aan dit bureau werd ook de voorlichting toegewezen. Over het al gemeen heeft de buitenwereld en naar wij hebben begrepen niet alleen de buitenwereld weinig of geen notie kunnen krijgen van het werk van dit bureau. Zeker is in ieder geval, dat het ten aanzien van de voorlichting een zeer geringe activiteit heeft ontwikkeld. Geen wonder: voor het hanteren van de voorlichting als instrument van public re lations is een andere vakkennis nodig dan als 100

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1963 | | pagina 4