No. 4 ZEEUWS TIJDSCHRIFT de Nederlandse verplichting zorg te dragen dat de Schelde goed bevaarbaar bleef, moest België aan Nederland een tol betalen van 1,50 per ton, te weten 1,12 per ton voor de schepen die van volle zee komend de Westerschelde opvoeren en 0,38 per ton voor de schepen die de Westerschelde af voeren naar zee. Hoewel Nederland meer had ver langd, betekende dit voor België toch een zware be lasting. Het is er op neergekomen dat België die lasten heeft aanvaard zonder deze op de buitenlandse schepen te verhalen. Bij de snelle uitbreiding van het scheepvaartverkeer stegen de verschuldigde be dragen evenredig. Afkoping HET opkomen van de vrijhandelsgedachte deed dergelijke tolheffingen als zeer hinderlijk on dervinden. In 1857 werd de Sonttol afgekocht van Denemarken en 1861 de tol op de Elbe afgeschaft. Belgische afgevaardigden maakten hiervan gebruik om de aandacht te vestigen op de Scheldetol. Na inleidende besprekingen werd in 1863 contact met Nederland opgenomen om de Schelde vrij te maken. Het afkoopbedrag op basis van het gekapitaliseerde gemiddelde bedrag der laatste vijf jaren werd op 36.278.560 frank bepaald. België verklaarde zich be reid ongeveer een derde van de som voor zijn rekening te nemen. Het resterende bedrag werd over de andere zeevarende mogendheden verdeeld naar rato van hun scheepvaartverkeer op de Schelde. België betaalde de gehele som aan Nederland, terwijl de andere landen aan België terugbetaalden. Behalve de vrijkoping van de Scheldetol voorzag het verdrag van 12 mei 1863 ook nog in een vermindering van de loodsgelden met 20 tot 30 °/o en andere verzachtende maatregelen. Delwaide zegt dat men bij de onderhandelingen van Nederlandse zijde geen al te grote weerstand onder vond. Had men in Nederland ook van de geschiedenis geleerd? Voor hem is het verdrag van 1863 tevens een mooie gelegenheid te wijzen op het jaar 1963, dat in de annalen van de Scheldehaven zal worden herdacht als het jaar waarin het nu ongeveer een eeuw lang durend probleem van de Schelde-Rijnver- binding tot een oplossing is gekomen. Het goed ge- illustreerde artikel besteedt ook aandacht aan de havenuitbreiding die een grote financiële inspanning vergt. De nieuwe sluis te Zandvliet zal de grootste ter wereld worden. Het Zwin EEN jaar voordat de man van het „Nieuw woor denboek der Nederlandsche taal", Johan Hen drik van Dale, aan de „kinderpokken" over leed, verscheen van zijn hand in 1871 „Een blik op de vorming der stad Sluis en op den aanleg harer vestingwerken van 1382 tot 1587". In het voorbericht verhaalt hij hoeveel moeite het gekost heeft een plattegrond van Sluis samen te stellen van de situatie in het midden van de 15e eeuw. Als ar chivaris met de bronnen vertrouwd, is hij er van over tuigd, dat latere onderzoekers zijn werk in wezen zullen laten, „behalve wellicht in enkele punten van ondergeschikt belang." Wij moesten aan deze woorden denken, toen wij het boek van Richard Vaughan lazen: „Philip the Bold" (1962). Dit werk geeft nog al wat gegevens over Sluis uit bronnen, die Van Dale on bekend waren. Filips de Stoute begreep heel goed de strategische ligging van Sluis. Graaf van Vlaan deren geworden na het overlijden van zijn schoon vader Lodewijk van Male begon Filips de Stoute direct militaire maatregelen te nemen om zijn positie te versterken. In dat jaar namelijk, 1384, had het conflict met Gent een adempauze bereikt. Binnen vier maanden na zijn verheffing tot graaf begon hij aan een van zijn kostbaarste militaire werken: het kasteel van Sluis. De strategische positie was duidelijk. Niet alleen werd hierdoor Sluis, een bloeiende havenplaats aan de mond van het Zwin beheerst, maar tevens be tekende het een slot op de deur naar Brugge, dat een belangrijk aandeel in de wereldhandel had. Bo vendien kon vanuit deze vesting een dominerende positie over de steden en het vruchtbare land van Vlaanderen verkregen worden. De aanleg van dit kas teel tekent de figuur van Filips de Stoute, die zijn gebied wilde beheersen, maar het krijgsgeweld liever wilde voorkomen. Veel meer was hij een knap onder handelaar, die naar schikkingen zocht die op lange termijn vruchten afwierpen. Het boek van Vaughan is geen biografie, maar een eerste werk over de vor ming van de Bourgondische staat, waarmee de een wording van de Lage Landen zo nauw is betrokken. Nog drie werken zullen volgen over de Bourgondiërs uit het huis Valois tot aan de catastrofe van 1477. Gent BELANGRIJK is ook hetgeen Vaughan mede deelt over de Gentse opstand vanaf 1379, die behalve een sterke sociale ook een politieke in slag had. In de politieke sfeer ging het om de verhouding tussen de landsheerlijke macht en de grote stad of om met Van Werveke te spreken: monar chale staatsinrichting of verregaande decentralisatie. Wat het sociale betreft: „In its three great towns of Ghent, Bruges and Ypres Flanders possessed some of Europe's largest concentrations of industrial workers". Gent werd reeds lang door interne woelingen ge plaagd, waarbij deelname aan het bestuur door de wevers en andere groeperingen een rol speelde. In 1384 was Gent nog niet genegen zich aan het grafelijk gezag te onderwerpen, hoewel Filips een effectieve blokkade trachtte uit te voeren door de Vier Am bachten, laten we gemakshalve oostelijk Zeeuwsch- Vlaanderen zeggen, te controleren. Toch werd Gent nog van goederen uit Zeeland en Engeland voorzien. In de lente van 1385 „heroverde" Gent de Vier Am bachten, van veel belang voor de voedselvoorziening van de stad. Een aanval op Aardenburg had geen succes, maar met de verovering van Damme was Gent in het voordeel. Het beheerste nu weer de ver bindingen met het Zwin. Gent moest het stadje later weer prijsgeven. De levensmiddelenvoorziening werd zeer bemoeilijkt door de systematische verwoesting van het gebied der Vier Ambachten door de tegen stander. Vredesonderhandelingen werden aangeknoopt, waarbij Filips zich zeer inschikkelijk toonde. Op 18 december 1385 werd de vrede te Doornik gesloten. 121

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1963 | | pagina 25