ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 4 „spanjolen" genoemd, met 1.700 kg als ge middelde, daarnaast makreel, die zich lang niet alle jaren laat zien, maar waarvan soms vele duizenden kilo's per jaar worden be machtigd. In recente jaren worden soms be duidende hoeveelheden horsmakreel gevan gen, welke vissoort echter maar weinig geld opbrengt. Van fint, bot, tong en spiering worden als regel slechts onbeduidende hoe veelheden aangevoerd, terwijl de vangst van een zalm, een kreeft of een steur tot de zeld zaamheden behoort. Een tiental jaren geleden hadden Bergse vissers enkele malen een neus- haai in hun weer gevangen. Deze werd als grondstof voor de vismeelfabricage verkocht. Toen kort daarop wederom zo'n grote vis werd gevangen dachten de vissers dat het wel weer een haai zou zijn en werd het dier in stukken gesneden en in de vaten van de vis- meelfabrikant geworpen. In dit geval bleek het achteraf een grote steur geweest te zijn, zwaar met kuit beladen, een gebrek aan vak kennis welke de vissers op een verlies van enkele honderden guldens kwam te staan. Ook pijlstaartroggen, waaronder zeer grote exemplaren kunnen voorkomen, worden niet voor consumptie geschikt geacht. Hoewel de vissers met recht beducht zijn voor de met een giftig epitheel beklede staartstekel van deze roggen, worden zij toch aan boord gehaald omdat uit de lever de kostelijke en kostbare pijlstaartolie gewonnen kan worden. Lang heeft de medische wereld dit gezochte medi cament met wantrouwen bejegend, maar later bleek deze olie zeer veel rijker aan vitaminen te zijn dan gewone levertraan, zodat de ge- nezingbevorderende werking geredelijk ver klaard kon worden. De door rotting gewonnen donkerbruine olie had een kwalijke geur en smaak, welke voor het eenvoudige publiek het vertrouwen in een geneesmiddel slechts versterken, maar thans wordt een zuivere, heldergele olie door uitstomen gewonnen, in geur en smaak niet ongelijk aan levertraan en uitermate rijk aan vitaminen, daardoor een hoge prijs dubbel en dwars waard. Afsluiting van de Zuiderzee GROTE bezorgdheid wekte indertijd het afsluiten van de Zuiderzee. Zowel van haring als wel van ansjovis werden in de Zuiderzee en in de aangrenzende Wadden zee immers veel grotere hoeveelheden gevan gen dan met de weren in de Oosterschelde. De vrees leek gewettigd, dat met het verloren gaan van dit voedselrijke broedgebied, ook de vangsten in de Oosterschelde weldra zouden gaan afnemen. Wanneer de haring en de ansjo vis welke in de Oosterschelde worden ge vangen voor een niet onbelangrijk deel in de Zuiderzee het levenslicht aanschouwden, zou mogen worden verwacht dat allereerst de an sjovis, waarvan de vangst immers overwegend uit éénjarige dieren bestaat, zou reageren op de afsluiting van de Zuiderzee, welke in 1932 voltooid werd. Eerst 3 tot 5 jaar na de af sluiting zou een belangrijke daling in de ha ringvangsten kunnen worden verwacht, waar bij aanvankelijk zou opvallen dat oudere jaar klassen zouden gaan overwegen. Het is echter anders gelopen. De ansjovis vangsten in de Oosterschelde bleven niet alleen op hun oude peil gehandhaafd maar vertoon den zelfs in latere jaren een noemenswaarde stijging. Was de vangst aan ansjovis in de Oosterschelde in de periode 1912-1931 ge middeld 60.000 kg per jaar, van 1935-1945 was deze 70.000 kg. Van 1948-1961 werd aan ansjovis gemiddeld zelfs bijna 100.000 kg in de Oosterschelde gevangen zonder dat de visserij-intensiteit noemenswaard toenam. De haringvangsten begonnen echter in 1935 snel af te nemen. Werd in 1935 circa 7.500 kg haring gevangen, in 1937 was dit reeds tot 820 kg gedaald, in 1940 tot 28 kg, terwijl thans de vangst van een echte Zuiderzeeharing bepaald een zeldzaamheid is. Ook in het niet-afgesloten deel van de Zuiderzee en in de Waddenzee liepen de ha ringvangsten na 1935 snel terug, totdat ook hier een voorjaarsharing tot de zeldzaamheden ging behoren. De ansjovis daarentegen wist zich in de Waddenzee te handhaven, zij het op een aanzienlijk lager niveau dan voorheen. 110

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1963 | | pagina 14