No. 4 ZEEUWS TIJDSCHRIFT Zoom gevangen, zoals ook reeds Smallegange in zijn bekende „Cronyk van Zeeland" in 1695 vermeldt. Tholenaren trachtten dikwijls de Bergenaren van de beste plekjes te verdrijven, zoals uit tal van ingekomen klachten blijkt. Steeds wees Bergen op Zoom echter op de Satisfactie van 1579. In 1775 kwam het tot een openlijk con flict, daar de baljuw van Tholen krachtens een oud plakkaat, waarbij het „afgezetenen" van Zeeland zonder speciale vergunning verboden was in de Zeeuwse wateren te vissen, de Bergse visser Hendrik Bayen naar Tholen liet op brengen en zijn boot en netten verbeurd ver klaren liet. Een eindeloze ruzie was hiervan het gevolg. De Magistraat van Bergen op Zoom hield niet aan zijn rechten vast, maar heeft zelfs „ter contrarie gepraefereert een ge heel andere weg in te slaan, met zich de novo aan de Staaten van Zeeland te adresseeren, met eerbiedige supplicatie, dan het hunne Edel Moogenden behagen mochte, bij wijze van gratie aan derzelver in- en opgezetenen te per- mitteeren om slechts een gedeelte van de stroomen te mogen bevisschen". In 1781 ver klaarden de Staten van Zeeland hierop, dat de Bergenaren „bij gratie en toegevendheid" mochten vissen op ansjovis en platvis in een smalle strook in het oosten van de Ooster- schelde ter plaatse van het huidige Kreekerak en de oostrand van de Molenplaat. De visse rijen op de Broek en bij Reimerswaal gingen daardoor voor de Bergenaren verloren, het geen een ernstige schadepost was. Vele Berge naren moesten de visserij verlaten, anderen verhuisden naar Zeeland. Sedert 1781 waren dus de visserijen aan het Kreekerak en aan de oostrand van de Molenplaat in Bergse handen, terwijl de Tholenaren elders de scepter zwaai den. In dit laatste gebied vindt men de namen Schot, Cornelisse, Picaar en Baay, ook nu geen onbekende klanken in Thoolse visserskringen. Bergen op Zoom berustte echter niet in deze toestand. Kort na het ontstaan van de Ba taafse Republiek beriep zij zich op de formu lering, dat alle Bataafse burgers zonder onder scheid waren vrijgelaten om te vissen. Met geweld trachtten de Tholenaren de Bergenaren te verhinderen in het Zeeuwse gebied te vissen. Pogingen tot schikking mislukten. Tal van brieven en verzoekschriften werden gezonden aan de hoogste instanties, maar in 1805 werd het besluit tot vrijgeving van de visserij ook officieel ingetrokken, zodat Bergen op Zoom in de situatie van 1781 werd teruggedrongen. Hieraan kwam pas een einde na de opheffing van de autonomie van de provinciën bij de stichting van het Koninkrijk Nederland. Uit het voorgaande blijkt dus overduidelijk het grote belang, dat Bergen op Zoom van oudsher bij de visserij in het oostelijk deel van de Oosterschelde heeft gehad. Vangsten DE weervisserij beoogt speciaal het van gen van ansjovis. "Weliswaar worden op deze wijze ook andere vissoorten in grotere of kleinere hoeveelheden buitgemaakt, maar de ansjovis moet toch het leeuwen deel van de inkomsten van de weervissers leveren. De visserij op ansjovis nu is bijzonder wis selvallig; zeer rijke jaren kunnen afwisselen met jaren waarin vrijwel geen ansjovis wordt gevangen, terwijl toch de intensiteit van de visserij door het voortdurend gebruik van dezelfde weren praktisch constant blijft. Ook het aandeel dat de verschillende weren in de buit hebben kan zeer ongelijk zijn, hetgeen de onderlinge naijver wel vermag te bevorderen. Zo wordt sommige jaren de meeste ansjovis in de bovenweren, dicht onder de Brabantse wal, gevangen, terwijl andere jaren juist de verder westelijk gelegen benedenweren verre weg het meeste vangen. Maar ook binnen deze twee groepen kunnen de vangsten per weer opmerkelijk uiteenlopen. De visserij draagt daardoor een zeer speculatief karakter; namen als „Goudmijn" en „Zilverput" spreken boek delen. Pas in onze tijd is duidelijk geworden waar om de ansjovisvangsten zo wisselvallig zijn van jaar tot jaar en van weer tot weer. De ansjovis is een visje dat zich in de zomer- 107

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1963 | | pagina 11